Tiny Augustijn van Unitas’30: ‘Dat is iets bijzonders, een dorp apart’

0
107

Gooi er een kwartje in en de verhalenmachine gaat draaien. Dat is eigenlijk een beetje hoe het werkt als je Tiny Augustijn vraagt naar zijn tijd als lid van Unitas’30. Want na 75 jaar bij ‘de club van de Leur’ raakt hij maar niet uitgepraat. “Dat vergeet je van je leven niet meer hoor!”

Zijn gehoor gaat dan misschien een beetje achteruit, met zijn geheugen en boeiende manier van vertellen is nog niks mis. En dus begint Tiny (90) aan zijn verhaal, gelukkig bij het begin. “Toen ik vijftien jaar oud was, werd ik lid. Echt een goede voetballer was ik niet, dus al snel werd ik leider van het eerste.” Op het moment dat zijn vader met pensioen ging, nam hij de zaak thuis over, maar lid bleef hij altijd. “Mijn twee zonen gingen judoën, maar ik ging altijd naar de voetbal. Dat is wel wat anders hoor, kwamen ze met een blauwe nek thuis.”

Nooit meer weg
Het hoofdstuk als voetballer is dus kort, dat van vrijwilliger daardoor juist ontzettend lang. “We hebben ooit eens het oude veld volledig omgespit, ingezaaid en gedraineerd. Nou, toen hadden we een prachtig veld hoor.” Maar ook bij de bouw van het clubhuis was Tiny nadrukkelijk betrokken. “In ’54 kregen we toch ineens subsidie, 2000 gulden. Oude huizen werden afgebroken en dat hout mochten we gebruiken. Toen hebben we veel spijkers moeten trekken, nachten door. Maar we hebben er wel een mooi clubhuis van kunnen bouwen.” Sterker nog. “Ook douches! We waren de eerste club met warm water.”

Maar ook een aantal wedstrijden staan Tiny nog helder voor de geest. “We speelden voor promotie tegen Vosmeer en stonden met 1-0 achter, toen kwam een ‘oud-buurmanneke’ van mij erin. Die had bronchitis, begon na vijftien minuten te piepen, maar maakte er wel twee. Alleen daarna brak hij zijn been…” Na al die jaren, is het nooit gaan vervelen. “Het voelt als thuis. Als je eenmaal op ‘de Leur’ bent, kom je er nooit meer weg.”

Tijd voor de volgende anekdote. Over die uitwedstrijd naar Hulst. “We stonden te wachten, gingen met de bus, maar de trainer was te laat. Toen zijn we alvast vetrokken, heb ik die jongens nog een mentale preek gegeven en bij rust stonden we 0-3 voor.” Appeltje eitje, zou je zeggen. “De trainer kwam met zijn eigen auto, nam het in de tweede helft over, werd het nog bijna 3-3. Dat was toch mijn verdienste, haha!”

Met het hart
Een mooie tijd dus, maar als voetballer wilde het nooit zo lukken. “Toen Unitas 40 jaar bestond, heb ik als bestuurslid voorgesteld om een team van voor en na de oorlog tegen elkaar te laten spelen. Ik ging keepen.” En dat hebben ze geweten. “Als ik in de hoek lag, waren ze alweer aan het aftrappen. Zo traag was ik. De zool van mijn schoen vloog er al bij de eerste keer uittrappen vanaf, die dingen waren ontzettend oud.” Ook zijn kinderen waren niet echt onder de indruk, vertelt Tiny. “Die zeiden: Ons vader kan beter vertellen dan voetballen. Ik vond het ontzettend leuk, maar kon het gewoon niet.” Maar dat geeft niks, vindt hij. “Als je het met je hart doet, heb je toch ook plezier?”

En dat is ook de club niet ontgaan. “De oorkonde van 40 jaar Unitas hangt boven mijn bed, ik ben gewoon een echte Leurse!” Voorzitter Ton Staaltjens is dan ook trots op zijn erelid. “Een man, een dorp, een voetbalclub, dat is Tiny. Voor het leven verbonden. Van de bouw op het ‘Patlek’ met hout van noodwoningen, tot aan bestuurslid.” Voor de hoofdpersoon allemaal de normaalste zaak van de wereld. “Als je ergens bij betrokken bent, moet je lid blijven, hé? Leur is de Leur, dat is iets bijzonders, een dorp apart.” Hij bladert nog maar eens door al zijn foto’s en archiefboeken. “Dat is de oude tijd, hé?”

Klik op Unitas’30 voor het laatste artikel over de club.