Michel Bahnerth dacht dat het trainerschap niet voor hem was weggelegd, maar sinds drie seizoenen is hij trainer van het elftal van zijn zoontje Junior (12) bij OVV. “Ik had niet verwacht dat het mij zo zou grijpen. Ik ga zelfs mijn TC3 doen.”
Hij pakt in de tuin van zijn fraaie stulpje in Oostvoorne een oud schoolschrift erbij. Als hij het schrift openslaat, worden oude krantenknipsels, door Bahnerth verzameld in de tijd dat hij nog met regelmaat de kop van de regionale kranten haalde, zichtbaar. “De lijm heeft wat losgelaten”, zegt hij. Zijn woorden hebben zijn mond nog niet verlaten of twee krantenknipsels verdwijnen in het buitenzwembad. Nog even snel als hij vroeger over de velden raasde, staat hij op en vist de knipsels uit het water. “Ze zijn mij heel dierbaar. Ik ben blij dat ik die krantenstukjes heb bewaard. Het is een tastbaar bewijs uit het verleden.”
Het laat Bahnerth, inmiddels 52 zomers jong zien in zijn hoogtijdagen als voetballer. Niet de grootste, maar wel ‘levensgevaarlijk’. Hij was vooral razendsnel. “Dat was mijn wapen”, zegt hij. “Ik was razendsnel. Ik gaf nooit op en geloofde in passes waarin een ander niet meer geloofde. Ik heb daardoor ook de vreemdste goals gemaakt. Een bal die uit zou gaan, maar die ik binnen hield, doorlopen op de keeper. Ik was erg attent en loerde op buitenkansjes.”
Bahnerth groeide op in Rotterdam en speelde in zijn jeugd voor HOV. Toen hij met zijn ouders naar Spijkenisse verhuisde, werd hij speler van Hekelingen. Als senior maakte hij snel naam en faam. Hij ontpopte zich als ware doelpuntenmachine. “Een spits die per jaar twintig keer scoort, is voor iedere club interessant. Als je mij goed gebruikte maakte ik gegarandeerd 23, 24 goals.”
Uit het rijtje clubs die hem graag wilde inlijven, koos hij het ‘nietige’ Simonshaven. “Veel mensen dachten dat ik daar betaald werd, maar dat was niet waar. Ik wilde werk hebben”, legt de ondernemer en huidige eigenaar van onder meer Van Hemert Elektra en Multiplan uit. De toenmalige penningmeester van Simonshaven kon daar wel voor zorgen. Hij had connecties. Daardoor werd Simonshaven een zeer lucratieve periode.”
Scoren deed hij de kleine dorpsclub bij de vleet. Vijfentwintig goals was zijn gemiddelde. “Kampioen van de vierde klasse zijn we nooit geworden, daar hadden we nét te weinig kwaliteit voor.”
Hij verkaste naar OVV, dat destijds op een hoger niveau acteerde. Dat werd geen succes. “De club kwam beloftes niet na, ik kon niet waarmaken wat zij graag wilden. We trainden drie keer. Ik had toen al last van mijn knie. Inmiddels heb ik geen kraakbeen, maar in die periode begon het probleem al te spelen. Drie keer trainen kon mijn knie niet aan. Ze wilde voor mij geen uitzonderingspositie maken. Na een half jaar ben ik gestopt.”
“Hellevoetsluis-zaterdag kreeg er lucht van dat ik was gestopt. Ze hebben me benaderd. Ze namen mijn problemen voor lief. Ik weet nog dat ik in het eerste seizoen de eerste drie wedstrijden door een blessure had gemist. Bij de eerste wedstrijd die ik meedeed scoorde ik een paar keer en wonnen we. Als ik wat minder trainde, deed niemand moeilijk. Het spel was op mij afgestemd: de tegenstander laten komen en toeslaan in de omschakeling.”
Hij ging afbouwen bij Abbenbroek. Hij speelde er twee jaar. “Ik speelde er in het tweede een wedstrijd tegen een elftal van OVV dat bestond uit allemaal spelers die in het eerste hadden gevoetbald. We hadden een weddenschap. Als ik zou scoren, zou ik een kratje bier krijgen. Dat kratje werd netjes door die jongens afgeleverd, maar ook met de vraag of ik zin had om bij ze te komen spelen. Dat heb ik gedaan. We zijn jarenlang OVV 3 geweest. We speelden in de reserve-tweede klasse. We werden elk jaar zo’n beetje kampioen en zorgden ervoor dat OVV, dat telkens degradeerde, in de eerste klasse kon blijven.”
Hij werd eerst trainer van zijn dochters, die nu voetballen bij Odysseus in Utrecht en Antibarbari in Rotterdam. Sinds drie seizoenen is hij trainer van zoon Junior, die twaalf jaar is en speler van de JO13-1 van OVV. “Ik had niet verwacht dat ik het zo leuk zou vinden. Ik was zelf vroeger niet de makkelijkste speler voor een trainer. Als hij zei dat ik rechts af moest gaan, ging ik naar links. Ik heb een behoorlijke eigen mening. Oók bij OVV laat die ik horen. De club wil graag dat jeugdspelers dezelfde speelwijze hanteren. Dat uitgangspunt is prima zolang je daar de spelers voor hebt. Heb je ze niet, dan zul je toch iets anders moeten.”
Hij noemt zichzelf streng, maar rechtvaardig. “Ik spreek de spelers aan op een slechte pass of actie. Daar kunnen die jongens best tegen. Opmerkingen van algemene aard, zo van de passing moet beter, daar kan je als speler niet veel mee. Ik noem man en paard. Ik schep duidelijkheid en zie dat die jongens dat ook fijn vinden.”
Klik hier voor meer artikelen over OVV.
Klik hier voor meer info over OVV.