Home Blog Pagina 112

Bij Sleeuwijk gaat het altijd wel ergens om

Wie vorig seizoen vijf wedstrijden voor het einde had gezegd dat Sleeuwijk kampioen ging worden, was waarschijnlijk voor gek verklaard. Toch pakte de ploeg van aanvoerder Dylan van der Pluijm de titel en speelt het dit jaar zijn wedstrijden in de tweede klasse. “Niemand had het eigenlijk meer verwacht…”

En dat was, met een behoorlijke achterstand en slechts vijf duels te gaan, allesbehalve een gekke gedachte. Al begon het richting het einde, wel steeds meer te leven. “Iedereen is al die tijd gretig gebleven. Op een gegeven moment zei ik: als GDC die wedstrijd ook verliest, dan gaan we het worden!” En zo geschiedde. Met twee punten voorsprong. “We kwamen natuurlijk uit de tweede klasse, daar werden we niet weggespeeld. Dan zit een titel er wel in. Alleen moet het een beetje meezitten.”

Bungelen

Al hebben ze het ook vooral zelf verdiend, vindt de 30-jarige Van der Pluijm. “In de grote wedstrijden, konden we ons meten met de concurrentie. Veel toppers hebben we op eigen kracht beslist. Dat laat toch zien dat je de beste ploeg bent.” En dat terwijl ze bij Sleeuwijk, behoorlijk wat blessures hadden. “Een stuk of zeven, acht gasten. Als we compleet waren geweest, hadden we minder punten laten liggen.” Desondanks kwam het dus goed. In voor Van der Pluijm zijn vierde seizoen bij Sleeuwijk. “Ik kom uit Hank, dus ben begonnen bij Be Ready. Tot de C1. Daarna Kozakken Boys en zeven jaar Altena.” Bij zijn huidige club, kreeg de middenvelder al snel een goed gevoel. “Persoonlijk zou ik nooit voor een club kunnen spelen, waar het niet leeft. Laatst gingen we met 80 man naar Achilles’29. Dat was voor mij eigenlijk de grootste reden om hier te gaan spelen.”

En daarnaast. “Kende ik al de nodige gasten.” Spijt heeft Van der Pluijm dan ook geen moment. “Het bevalt prima! Je weet dat het bij Sleeuwijk altijd een beetje bungelen is tussen de tweede en derde klasse. Hier speel je nooit een rustig seizoen, het gaat altijd wel ergens om.” En dus zit de routinier dan ook uitstekend op zijn plek. “We hebben een leuke groep, staf, supporters en alles eromheen. En ik heb overal waar ik heb gespeeld, altijd langer gezeten.”

Voetballen

Dit seizoen dus weer in de tweede klasse, een flinke omschakeling, vertelt hij. “Het is 100 procent een groot verschil met vorig jaar. Helemaal door die versterkte degradatie. Daardoor tref je nu veel goede ploegen, alleen de sterke clubs blijven over.” En dat merk je. “Teams met veel individuele kwaliteit, gasten die een wedstrijd kunnen beslissen.” Toch bevalt dat Van der Pluijm tot nu toe wel. “Tegenstanders willen meer voetballen, daar moet ik het zelf ook van hebben. Dan speel je automatisch beter.” Ander soort wedstrijden dus, maar het doel is simpel: “Handhaven! Maakt niet uit hoe. Dat wordt door het niveauverschil én blessures moeilijk, toch leggen we ons er niet zomaar bij neer.”

Helemaal niet als de selectie van Sleeuwijk straks weer helemaal compleet is. “Blijven we fit, gaan we nog genoeg punten pakken.” Met Van der Pluijm dus als aanvoerder van het team. “Al vanaf het moment dat ik kwam. Daar ben ik heel dankbaar voor. Er spreekt toch vertrouwen uit.”

Aan hem, om dat vertrouwen terug te betalen. “Ik ben een voetballende middenvelder. Iemand met techniek én loopvermogen. Eigenlijk heb ik altijd daar gespeeld. Centraal op het middenveld.” En voorlopig, blijft de inwoner van Nieuwendijk dat ook nog wel even doen. “Voor mijn gevoel ben ik nog niet klaar bij Sleeuwijk. Ik heb het naar mijn zin, ben fanatiek én van toegevoegde waarde.” Zijn ‘afscheid’ staat al wel vast. “Ik roep het al één of twee jaar. Afsluiten doe ik in ieder geval met vrienden bij Kozakken Boys 2. Maar dat is nu nog te vroeg!”

Klik op Sleeuwijk voor de laatste artikelen over de club.
Klik op Sleeuwijk voor meer informatie over de club.

 

Be Ready zit bij Jurgen Bouwens in het bloed

Met een vader als oud-voorzitter en een moeder die veertig jaar lang in de kantine stond, is de liefde voor Be Ready er bij Jurgen Bouwens met de paplepel ingegoten. En dus zit ook bij hem, het vrijwilligerswerk in zijn DNA. “Ik doe het voor de club!”

Wat hij dan precies doet voor die club? Een hele hoop! “Op mijn achttiende werd ik jeugdleider, daarna ging ik er even tussenuit en kwam ik weer terug. Tegenwoordig ben ik coördinator van de kantine, lid van de activiteitencommissie en scheidsrechter.” Dat eerste, is een veelomvattende functie, vertelt hij. “Als er niemand is, ga ik zelf achter de bar staan. Of mijn vrouw. Het is voor de vereniging heel belangrijk dat die kantine wel open is. Die inkomsten heb je nodig.”

Helpen

En de 54-jarige Bouwens kan het weten. “Mijn vader is heel lang voorzitter en wedstrijdsecretaris geweest bij de club. Mijn moeder stond zelf veertig jaar lang in de kantine. Dus Be Ready zit wel echt in mijn bloed.” En dat begon in oktober 1976, de vrijwilliger weet het nog goed. “Toen werd ik zeven. Vervolgens heb ik tot mijn 29ste gevoetbald, daarna kreeg ik problemen. Last van mijn knie, rug en enkel. Het was verstandiger om te stoppen.”

Aan hem ging een harde verdediger verloren, lacht hij. “Vanaf mijn zeventiende in het tweede. Vaak als linksback. Ik had een hekel aan kunstgras, maar gelukkig was dat er toen nog niet echt.” Ook buiten het veld, boekte Bouwens het nodige succes. “Het is een dorpsclub, dus het is heel gezellig om hier te zijn. In die tijd, heb je natuurlijk heel veel vrienden gemaakt. Dan is het leuk om af en toe een feestje te organiseren.” Of een wedstrijdje te fluiten. “Vooral om te helpen. Uiteindelijk doe je het voor de club.” En een klein beetje voor zijn eigen kinderen. “Die voetballen hier ook. Ik vind het natuurlijk ook gewoon heel leuk.”

Dat laatste blijkt. “De activiteitencommissie was één grote vriendengroep. Samen dingen organiseren. Om geld binnen te halen én plezier te maken. Dat heb ik 25 jaar lang gedaan. Vorig seizoen ben ik daarmee gestopt. Het is nu opgepakt door een groepje jongelui.” Met het 100-jarig jubileum in 2027 alvast in het vooruitzicht. “Daar kijk ik nu al heel erg naar uit! Dat moet echt iets groots gaan worden, een hoogtepunt. En natuurlijk ben ik daarbij betrokken!”

Hard nodig

Maar eerst nog even het heden. Want ook daar, heeft Bouwens het meer dan druk genoeg. “Ik ben drie of vier dagen per week op de club. Donderdagavond altijd en zondag heel de dag.” Of hij ook fanatiek supporter is bij het eerste? “Dan sta ik vaak in de kantine, dus dat is lastig!” Toch blijft hij dat voorlopig, gewoon nog lekker doen. “Als ik straks boven de 60 ben, ga ik wel wat minderen. Dan moet de jeugd het een beetje over gaan nemen. Voor nu, denk ik nog niet aan stoppen.”

Want, zo redeneert de inwoner van Hank. “Het kost veel energie, maar ik krijg er ook veel energie van. Al is het hard werken.” En een deel van zijn leven. “Dat is het altijd al geweest. Met plezier gesport en vrienden leren kennen.” Stiekem, is het voor Bouwens eigenlijk nog veel meer dan dat. “Je bent voor een deel eigenaar van de club, zeg ik altijd. En zo voel ik dat ook nog steeds. Het is jouw club!” En die heeft hem, en andere vrijwilligers, keihard nodig. “Anders kun je niet blijven bestaan. Dat proberen we de jeugd nu ook wijs te maken, dat is een uitdaging.” Want met de vergrijzing in aantocht, zit er weinig anders op. “Geen keuze, ik moet nog even door!”

Klik op Be Ready voor de laatste artikelen over de club.
Klik op Be Ready voor meer informatie over de club.

‘Achteraf denk ik nu soms, had ik maar…’

Als jeugdspeler bij Vitesse, droomde hij altijd van een bestaan als profvoetballer. Maar toen Jan Schimmel die kans op latere leeftijd alsnog kreeg, zag de doelman van Achilles Veen het ineens niet meer zitten. En dus geniet de keeper nu van het verenigingsleven. “Ik ben een gezelligheidsmens, houd ook van een biertje na de wedstrijd.

Een uitspraak die de zeventienjarige Schimmel als jeugdspeler van Vitesse waarschijnlijk nooit had gedaan. Toch werd het ‘m in Arnhem dus niet, voor hem. “Ik heb daar uiteindelijk twee seizoenen gespeeld, maar had in het laatste jaar vijf keepers voor me. Toen ben ik naar TEC gegaan.” Van zes dagen per week trainen, naar voetballen in de tweede klasse. “Het talent was er, alleen een stukje mentaliteit was mijn manco. In het weekend op stap gaan, vond ik ook leuk. Als je de top wilt halen moet je dat laten. Helemaal vóór een wedstrijd.”

Subtopper

Het bracht Schimmel dit seizoen via Theole, TEC, Lienden, Kozakken Boys en GVVV, bij vierdedivisionist Achilles Veen. De club waar hij voor de coronaperiode, al eens zes wedstrijden speelde. “Daardoor voelde het eigenlijk als thuiskomen. Eén praatje, toen was het geregeld.” Want na een jaar op de bank bij GVVV, wilde de 31-jarige doelman niets liever dan weer ‘lekker spelen’. “Dat was een enorm leuke club, met leuke gasten en een goed niveau. Ik wilde ook eigenlijk helemaal niet weg. Maar als je niet speelt…”

Al begreep Schimmel die keuze toentertijd wel. “Bij Kozakken Boys had ik mijn achillespees afgescheurd en ik was gewoon nog niet helemaal honderd procent fit.” Het werd na een simpel belletje, Achilles Veen. Een goede subtopper in de vierde divisie, vindt de inwoner van Herwijnen. “Waar we nu staan, horen we te staan. Verdedigend staat het goed, we creëren genoeg kansen, maar scoren moeilijk.” De laatste wedstrijd voor de winterstop, thuis tegen Venray (8-0), viel het ‘eindelijk’ een keer goed voor de nummer vijf van de competitie. “Dan maak je er ook meteen acht.”

Mocht de ploeg die lijn voort kunnen zetten, zit er volgens Schimmel misschien nog wel wat moois in. “Onze doelstelling is kijken of we mee kunnen doen voor een periode. Wie weet speel je dan nog gewoon voor promotie.” Aan trainer Dennis van der Steen zal het in ieder geval niet liggen. “Die bevalt boven verwachting goed! Open, transparant en eerlijk. Een fijne man om mee te werken. Hij is als trainer op een persoonlijke manier met iedereen bezig. Of je nou speelt of niet. En zijn trainingen zitten goed in elkaar.”

Mensenmens

Dus zit Schimmel, tijdens zijn tweede periode bij de club, opnieuw meer dan prima op zijn plek. “Bij Achilles Veen staat presteren niet altijd bovenaan. Dat past wel bij mij. Ik ben een gezelligheidsmens, houd ook van een biertje na de wedstrijd.” Wat dat betreft is de eerste seizoenshelft voor hem precies geworden wat hij had gehoopt. “Veel gekeept en goed ontvangen. Binnenkort krijg ik een tweede zoontje. Ik wil gewoon nog lekker keepen.” Iets wat hem bij Kozakken Boys en GVVV dus minder goed lukte. “Bij Kozakken Boys verloor ik door die blessure het plezier. En het klinkt misschien gek, maar GVVV was misschien wel mijn leukste periode. Qua sfeer en andere dingen. Ondanks dat ik niet speelde.”

Lienden was zijn mooiste. “Daar werd ik algeheel kampioen, wonnen we de beker en de Supercup. Dat staat mooi op je ‘CV’.” Sterker nog. “Ik kon toen naar BVO’s. Heb een jaar bij FC Utrecht meegetraind, mocht naar Cambuur en had een gesprek bij De Graafschap.” Toch deed Schimmel het destijds niet. “Het gevoel was niet goed. En ik ben een mensenmens. Achteraf denk ik nu soms, had ik maar… Dan had ik misschien daar en daar gespeeld. Alleen op dat moment, voelde dat voor mij als de juiste keuze.” Gek eigenlijk, beseft de voorraadbeheerder bij een transportbedrijf zich. “Dat was altijd mijn droom. Toen kwamen de profclubs en wilde ik het niet.”

Spits

Spijt heeft Schimmel echter niet. “Het een ‘klootzak’ zijn, heb ik misschien ook wel een beetje gemist. Nu kijken ze tegen je op door de leeftijd, dan geef je toch iemand sneller een standje. Jonge jongens op sleeptouw nemen. Wat dat betreft ben ik meer een leider geworden.” Als doelman dus, al had dat zomaar heel anders kunnen lopen. “Ik ben pas op mijn twaalfde gaan keepen, daarvoor zat ik als spits of middenvelder, zelfs nog bij de KNVB. Tot onze keeper geblesseerd raakte en ik als langste op doel mocht. Dat vond ik meteen leuk. En ik was er beter in.”

Een gelukkige keuze, zo blijkt achteraf. “Het is een andere mindset. Als keeper kun je beslissend zijn. Soms krijg je één schot, gaat die erin, dan ben je slecht. Maak je veel reddingen en verlies je alsnog, dan ben je toch goed. Onana wordt nu afgekraakt, maar is een geweldige keeper. En dat zeg ik als Feyenoorder.” Een Feyenoorder die nog lang bij Achilles Veen hoopt te spelen. “Mijn ambitie is om hier af te sluiten, zolang mijn lichaam meegaat. Tot mijn 40ste zou mooi zijn. Nadenken over stoppen? Ik vind het nog veel te leuk!”

Klik op Achilles Veen voor de laatste artikelen over de club.
Klik op Achilles Veen voor meer informatie over de club.

Kind van Meeuwenplaat is nu voorzitter

Hij werd naar eigen zeggen bijna op het voetbalveld geboren. Met een voetbalgekke familie moest Marco Gouw VV Meeuwenplater worden. Nu is hij trotse voorzitter van een groeiende en stabiele club.

Overal op de velden van Meeuwenplaat dartelen de spelertjes rond. Aan voetballertjes geen gebrek. “We zitten alweer een paar jaar goed in de lift”, zegt Marco Gouw over de groeiende jeugdtak. “Omdat het een geleidelijke groei is kunnen we het goed aan.”

Gouw zoekt deze zaterdag met enig weemoed een plaatsje langs de lijn bij de wedstrijd van het eerste elftal tegen DVO’32. “We hebben vandaag een minuut stilte ter nagedachtenis van Jan van der Spek, die jarenlang aanvoerder was van het eerste elftal. Het is altijd triest als mensen op zo’n jonge leeftijd overlijden. Voor de club is het een groot verlies.”

Gouw liep, zolang hij het kan herinneren, rond op de blauw-witte club uit Hoogvliet. Zijn vader en broers voetbalden en dat hij ook lid zou worden, was een vanzelfsprekendheid. “Bij ons thuis was het de voetbalvereniging die de klok sloeg. Ik wist niet beter.”

Gouw schopte het tot doelman van het eerste elftal, maakte een uitstapje, maar keerde daarna weer als vrijwilliger terug bij zijn oude liefde. “Ik ben keeperstrainer geweest bij de selectie en ook assistent. Daarnaast was ik jarenlang vice-voorzitter. Ik hoef niet zo nodig in de schijnwerpers te staan. Toen de vorige voorzitter stopte, werd in het bestuur vooral in mijn richting gekeken. Ik vind wel dat een club een voorzitter moet hebben. Zo groot was de stap ook weer niet. Ik ken de club in al zijn ins en outs. Voor de vereniging is het belangrijk dat er een gezicht naar buiten is.”

De knus ingerichte kantine geeft het beeld van een echte familieclub. “Iedereen moet zich hier welkom voelen, jong of oud, jongen of meisje. We kunnen vertrouwen op een trouwe groep van vrijwilligers. We hebben een prachtig complex met twee kunstgrasvelden. We kunnen voorlopig nog wat groeien. We hebben inmiddels tegen de 350 leden.”

Veel te wensen heeft Gouw niet, of het moeten de prestaties van het eerste elftal in de derde klasse zijn. Die blijven wat achter bij de verwachtingen en ambities van de club. “Vorig seizoen hebben we de nacompetitie nog gehaald. Op basis daarvan hadden we zelf de hoop dat we ook dit seizoen weer bovenin zouden kunnen meespelen. De selectie is goed genoeg om na de winterstop een flink aantal plaatsen te stijgen in het klassement.”

Gouw vindt het sowieso jammer dat de Hoogvlietse derby van de agenda is. “Rijnmond Hoogvliet Sport is jammer genoeg gedegradeerd. Ik vond het leuk dat we tegen elkaar speelden vorig seizoen. Het zijn aparte wedstrijden met veel mensen langs de lijn. Voor de penningmeesters van beide clubs was het eveneens aantrekkelijk. Sportieve rivaliteit is prima, maar ik bespeur van weerskanten al lang niet meer die haat en nijd die er vroeger was. Dat past ook niet meer bij deze tijd.”

Klik op Meeuwenplaat voor de laatste artikelen over de club.
Klik op Meeuwenplaat voor meer informatie over de club.

 

 

‘Van voetballen werd ik moe’

0

Hij begon ooit als voetballer, keepte vervolgens acht jaar lang in de jeugd van FC Den Bosch, maar geniet nu van het amateurvoetbal bij Wilhelmina’26. Toch heeft doelman Joran de Laat zijn ambities nog niet helemaal uit het hoofd gezet. “Het is een heel andere mindset, maar ik wil nog steeds voor het maximaal haalbare gaan.”

Maar voordat we het daar verder over gaan hebben, eerst even wat anders. Namelijk de start van Wilhelmina’26. “Daar zijn we heel tevreden mee! Subtop tweede klasse, daar hadden we op voorhand voor getekend.” Boven verwachting dus, vertelt de 21-jarige De Laat. “Het is een lastige competitie, met veel goede ploegen. Er is bij ons heel veel vertrouwen. De eerste wedstrijd wonnen we met 3-0 van Achilles’29, die staan nu bovenin. Toen merkte je dat goede gevoel al meteen!” Kan de doelstelling dan ook direct bijgesteld worden? “We mikken altijd op handhaving, maar wie weet kunnen we onszelf wel belonen met een periode. Eerst zo snel mogelijk veilig, dan hopen op meer.”

Oefenwedstrijd

Want met een aantal nieuwe jongens, is ook het positivisme bij De Laat zelf groot. “Daardoor heb je een bredere selectie én dus meer concurrentie. Je merkt ook dat er goed getraind wordt. Het niveau ligt hoog.” Met hem voor het tweede seizoen op rij als eerste keeper. En dat nadat hij via een flinke omweg, in Wijk en Aalburg terechtkwam. “Ik ben ooit bij Nivo Sparta begonnen, toen acht jaar FC Den Bosch en via opnieuw Nivo Sparta, kwam ik bij Wilhelmina. Tim de Laat, mijn neef, speelde hier toen al.” Toch was de manier waarop, een bijzondere, lacht de inwoner van Zaltbommel. “De toenmalige keeper raakte geblesseerd tijdens een oefenwedstrijd en ik stond te kijken. Of ik niet een helftje wilde keepen. Dat ging best goed, daarna werd ik gevraagd.” De Laat maakte uiteindelijk dus de overstap, maar moest in het begin wel even wennen. “Je gaat van de profs, naar de amateurs. Van zeven keer per week trainen, naar misschien drie keer.” Het moeilijkste voor hem? “Het is een heel andere mindset. Bij Nivo Sparta speelde ik samen met vrienden in een team, dat is natuurlijk anders qua sfeer.” Maar wel ook ontzettend leuk, vertelt hij. “Dan kun je ineens een biertje pakken.” Inmiddels gewend aan het amateurvoetbal, zit De Laat bij Wilhelmina’26 uitstekend op zijn plek. Helemaal na zijn overstap van het tweede. “Daar komen natuurlijk veel minder mensen kijken. En staat er ook niemand naar je te roepen. Dat was ik toen daarna bij het eerste, helemaal niet gewend.” Maar ondertussen dus wel. Ook voetballend. “Het niveau ligt hoger en het gaat allemaal een stuk sneller. Aanvallers schieten ook harder.”

Voetballer

Bij een club die voor De Laat na vier jaar voelt als familie. “Dit zie je nergens anders… Iedereen leeft zo met je mee. De sfeer is goed, op en buiten het veld. Dat is denk ik heel belangrijk. Fijne mensen, gemoedelijk en altijd even een praatje in de kantine.” Of op trainingskamp. “Dan gaan er 54 man mee naar Spanje. Dat zegt heel veel.” Tegenwoordig doet hij dat dus als keeper, al had dat ook zomaar heel anders kunnen zijn. “Ik ben in de mini’s begonnen als voetballer, maar daar werd ik moe van. Toen zei ik tegen mijn vader: ‘dit wordt hem niet, ik ga keepen’.” Ondanks dat zijn vader het eigenlijk niet zo zag zitten, gebeurde het toch. “Al snel mocht ik op stage bij Feyenoord. Op mijn zevende ging ik naar Den Bosch. Ik kon gewoon veel beter keepen dan voetballen.” Een beslissing waar De Laat tot op de dag van vandaag, geen spijt van heeft. “Keeper zijn is soms lastig, maar ook ontzettend mooi. Die combinatie, is het mooiste voor mij. Uiteindelijk ben je toch altijd een soort individu.” Maar natuurlijk wel in een team. “Samen met mijn verdedigers, ben ik heel erg bezig met die ‘nul’. Dat voelt toch als een dubbele overwinning.” Als lijnkeeper, die het vooral van zijn reflexen en één-op-één situaties moet hebben, draagt De Laat daar een belangrijk steentje aan bij. Net als zijn voorbeelden. “Ik kijk op tv liever naar keepers dan voetballers. Naar wie? Ter Stegen of Sommer.” Die laatste, zorgt meteen voor een lach op zijn gezicht. “Jongens uit mijn team noemen me vaak Sommer. Ik denk door het haarbandje!” Voorlopig dus nog bij Wilhelmina’26. “Voetballend moet ik nog stappen maken, daar zijn we hard mee bezig. Uiteindelijk wil ik het beste uit mezelf halen en voor het maximaal haalbare gaan. Maar gezelligheid en plezier zijn voor mij ook heel belangrijk. Het is mooi als je dat kunt combineren!”

Klik op Wilhelmina ’26 voor de laatste artikelen over de club.
Klik op Wilhelmina ’26 voor meer informatie over de club.

 

Jacqueline van Wolferen: ‘Een leven zonder Quick Boys? Dat kan niet!’

0

Een leven zonder Quick Boys? “Nee, dat kan ik me niet voorstellen”, zegt Jacqueline van Wolferen (36). “Van jongs af aan is Quick Boys al een ding. Zelfs mijn dochter van drie loopt al vrolijk op de club rond.”

Jacqueline helpt meerdere keren per week in het clubhuis van de tweede divisionist. “Mijn man is clubhuisbeheerder, ik ondersteun hem. Wat ik doe heeft eigenlijk geen naam, dat hoeft ook niet, ik vind het gewoon leuk om te doen. En bijzonder, want mijn man heeft het beheer van het clubhuis overgenomen van zijn vader, mijn schoonvader dus.”

Jan van Wolferen

Jan van Wolferen, een man van de club, overleed helaas in 2019. Hij was jarenlang het gezicht van het clubhuis van Quick Boys. De club stond op de officiële website destijds uitgebreid stil bij de dood van Jan: ‘Wie kende Jan niet? Als er binnenbrandjes waren, wist Jan vrijwel altijd op minnelijke wijze de boel te sussen en de neuzen weer dezelfde kant op te krijgen. Ruzie met Jan krijgen was daarbij welhaast onmogelijk. Vele uren, week in en week uit, was hij actief betrokken bij het reilen en zeilen van Quick Boys. Vaak werd daarbij de gehele familie Van Wolferen opgetrommeld.’

Zoon Kees wilde het werk van zijn vader bij Quick Boys voortzetten. “Als Jan nog had geleefd en zelf was gestopt, had Kees het niet gedaan”, zegt Jacqueline. “Maar hij wilde het voortzetten voor hem. Uit pure liefde. Zijn vader zou trots zijn geweest, dat weet ik zeker. Hij was sowieso trots op zijn familie. Dat zei hij nooit met veel woorden, we realiseerden ons dat pas later. Na zijn overlijden zocht ik naar oude mailtjes en tussen de regels door liet hij wel blijken trots te zijn. Alleen toen zagen we het niet. Zulke dingen besef je vaak pas later.”

Gewaardeerd

Eigenlijk iedereen die op Sportpark Nieuw Zuid rondloopt is gek van de club, vertelt Jacqueline. “Het is dat warme gevoel. Iedereen voelt zich thuis en gewaardeerd. Mijn man nam een keer een collega van werk mee naar Quick Boys, voor het eerst dus, en hij wist ook niet wat hij zag. ‘Wat een club joh!’, zei hij. En dat is ook zo. We maken er altijd een feestje van.”

En om er daadwerkelijk een feestje van te maken, steken veel vrijwilligers de handen uit de mouwen. Ook Jacqueline. “Ik vind dat echt belangrijk, dat mensen zich thuis voelen. Het fijn hebben. We werken hard voor deze club. Mensen houden van Quick Boys. Of het nou goed of slecht gaat, zodra je bij ons binnenstapt, hangt je een bepaald sfeertje. Iedereen heeft een blauw-wit hart, het is één grote familie. Dat is toch mooi?”

 

Brandschoon

Quick Boys heeft over vrijwilligers niet te klagen. “Dat bestand is enorm. Overal lopen vrijwilligers, in welke commissie dan ook. Ook heel veel stewards en mensen van de schoonmaakploeg. Als je op maandag op de club komt is het brandschoon. Dat is ongelofelijk. Maar we zijn altijd op zoek naar nieuwe enthousiaste vrijwilligers.”

“Mijn dochter is drie en is al op de vereniging te vinden, met mij ging dat vroeger precies hetzelfde. Samen met mijn vader, die nu penningmeester is maar ook bij Quick Boys gekeept heeft en keeperstrainer is geweest. De liefde voor de club zit in onze familie heel diep.”

“Ik ben inmiddels ook al achttien jaar vrijwilliger. “Begonnen achter de frituur, later achter de bar en nu al een tijd samen met mijn man in het clubhuis. En ja, wat doe ik? Eigenlijk van alles. Ik ondersteun Kees. We willen dat alles soepel verloopt op zaterdag. Als iemand wat nodig heeft, regelen we dat. Op zaterdag zijn we de hele dag open en ook doordeweeks regelmatig, met ontzettend veel plezier. Ik doe het echt voor Quick Boys. Ik wil dat het gezellig is. Dat mensen genieten.”

Klik op Quick Boys voor de laatste artikelen over de club.
Klik op Quick Boys voor meer informatie over de club.

 

 

 

 

 

Jaap Huisman koestert elk verkocht kaartje

Zijn eerste kaartje verkocht hij al in 1970 en anno 2023 is Jaap Huisman nog altijd de kaartjesverkoper van Heerjansdam bij thuiswedstrijden van het eerste elftal. “Al komen er maar dertig betalende toeschouwers, dan vind ik dat voor de club nog steeds de moeite waard.”

Huisman (74) is vooral een groot Heerjansdam-supporter. Hij is er altijd bij als de hoofdmacht van de club een wedstrijd speelt. Of dat nu in de middag is tegen RVVH in Ridderkerk of in de vroege avond bij het Rotterdamse VOC. “Het is mijn vaste uitje op zaterdag en dat weten ze thuis.”

Over zijn eigen voetbalcarrière is Huisman kort. “Voor geen meter”, reageert hij. “Ik had toen ik jong was sowieso niet zo veel met voetbal. Mijn broers zaten bij Heerjansdam. Eén voetbalde er en mijn oudste broer was penningmeester en later ook secretaris. Hij verkocht aan de toegangspoort kaartjes voor de wedstrijd. Dat vond ik wel interessant. Ik ben hem gaan helpen en later heb ik het helemaal overgenomen.”

Het was nog in een tijd dat het publiek massaal de amateurvelden wist te vinden en ook in Heerjansdam waren er bij thuiswedstrijden vaak veel toeschouwers. “De successen in de jaren tachtig trokken veel mensen en dat betekende voor ons aan de poort hard doorwerken”, zegt Huisman. “We zaten dan met zijn tweeën in het hokje en er stonden ook nog twee mensen buiten. Soms was de stroom van mensen zo groot dat er lange rijen ontstonden. Dat was mooi om te zien. Tegenwoordig gebeurt dat niet meer. Gemiddeld komen er bij een thuiswedstrijd driehonderd mensen en daarvan is ongeveer de helft betalend. Leden hoeven niet te betalen. Alleen als er een derby is komt er wat meer volk.”

Huisman, die van beroep timmerman was, herinnert zich nog de wedstrijden dat De Molenwei uit zijn voegen barstte door de overweldigende belangstelling. “In de bekerwedstrijd tegen FC Groningen waren er zeker tussen de tweeënhalf en drieduizend mensen. Wat was dat druk. En ik kan me ook nog een beslissingswedstrijd herinneren tegen Kozakken Boys voor bijna vierduizend mensen. In die jaren had je nog heuvels langs drie kanten van het veld en daardoor konden we zoveel mensen kwijt.”

De publieke belangstelling liep de afgelopen twintig jaar flink terug, maar Huisman bleef en blijft op zijn post. “Heel veel clubs hebben de kaartverkoop afgeschaft”, zegt hij. “Het is een gedoe om mensen te vinden. Ik ben ook bang dat als ik stop dat het ophoudt hier. Ik heb zoiets ‘elke euro die we als club verdienen is meegenomen’. Vijfentwintig euro is vijfentwintig euro.”

Hij kan zich nog herinneren dat hij zijn eerste kaartje in 1970 verkocht voor één gulden. Ruim vijftig jaar later kost een kaartje vijf euro, senioren betalen twee euro. “Een schappelijk bedrag als ik dat zie bij andere clubs in de divisies”, vindt Huisman. “Ik ben altijd om een uur of één op de club en dan haal ik in de bestuurskamer de kassa op. Om half twee zorgen we dat we zijn tweeën klaar staan. Na een minuut of tien meldden zich dan al de eerste toeschouwers. Na twintig minuten na aanvang van de wedstrijd sluiten we de boel af. Ik breng de kassa terug en ga Heerjansdam kijken. Dat is ook altijd mijn voorwaarde geweest. Ik wil wel graag het grootste deel van de wedstrijd van het eerste elftal zien.”

Klik op VV Heerjansdam voor de laatste artikelen over de club.
Klik op VV Heerjansdam voor meer informatie over de club.

 

 

‘De eerste bal schoot ik op veld 3’

Pas net achttien jaar en toch al twee seizoenen bij het eerste. Voor Stan Thur begon het seniorenvoetbal al op jonge leeftijd. En dat debuut, was best spannend, herinnert de centrale verdediger van derdeklasser Sparta’30 zich. “De eerste bal raakte ik compleet verkeerd.”

Het mag dan bijna twee jaar geleden zijn, voor Thur voelt zijn debuut in het eerste, nog altijd als de dag van gisteren. “Ik zat op vrijdagavond gewoon te gamen met vrienden, toen ik werd gebeld door de trainer. Of ik fit was en dat ik niet met mijn eigen team zou spelen. Je staat erin bij het eerste, zei hij.” Een slapeloze nacht later, ging de jongeling eerst gewoon nog aan het werk, in de supermarkt. “Heel de ochtend was ik zó gespannen. Gelukkig mocht ik wat eerder weg, zodat ik op tijd was.” Zijn eerste balcontact een paar uur later, zal Thur nooit meer vergeten. “Die schoot ik op veld 3. Daarna ging het gelukkig goed.”

Trotse vader

Had hij zelf aan zien komen dat het zo snel zou gaan? “Totaal niet! Een week voordat ik zestien werd, maakte ik mijn officieuze debuut. Iets later ook mijn officiële. Daarvoor had ik nog nooit meegetraind.” Sterker nog. “Ik wist helemaal niet dat het zo dichtbij was, dacht altijd pas vanaf je twintigste ofzo.” Maar met zijn fysiek, is dat misschien nog niet eens zo gek. “Ik ben vrij groot, dus liep wat dat betreft altijd wel een beetje voor.” Tot hij bij het eerste kwam. “Het gaat natuurlijk allemaal wat sneller. En ik ben niet goed in koppen, dat merkte ik toen wel.” Tegenwoordig dus als centrale verdediger. “Ze vonden het tijdens mijn debuut te spannend om mij centraal te zetten, dus speelde ik rechtsback. Nu is dat gelukkig niet meer!” Zijn kwaliteiten? “Snel en een goede tackle. Een pass over twintig meter gaat prima, richting de spits is nog wat lastiger. Wat dat betreft ben ik een beetje een houterige voetballer.” Wel één waar ze bij Sparta’30 al een tijdje van kunnen genieten. “Ik ben op mijn tiende of elfde hier begonnen. Vrij laat dus. Mijn ouders hielden niet van voetbal, dus zat ik ‘op skateboarden’. Maar in de tuin en op school, was ik wel altijd aan het voetballen.” Thur trainde vervolgens een keer mee en was verkocht. Net als zijn vader nu. “Die is toch wel trots dat ik in het eerste sta. Dat werkt motiverend. Zoiets is natuurlijk leuk om te horen!”

Wisselvallig

Een lekker dorpsclubje, voetballen met vrienden en veel gezelligheid. “Ik ben ook niet anders gewend. Misschien is het ergens anders nog wel leuker, maar dat hoef ik helemaal niet te weten.” Al moet er daarnaast vanzelfsprekend wel gepresteerd worden. “Vorig seizoen was wisselvallig, ook qua minuten. Even een dipje, toen leefden we weer op. Een periode had er misschien in gezeten, was ook heel mooi geweest, maar misschien iets té.” Een vijfde plaats in die derde klasse, bleek uiteindelijk het maximaal haalbare. “Ons doel was om erin te blijven, dat is gelukt. Dus helemaal mooi!” En dit seizoen? “Nu weer. Zeker met die versterkte degradatie. Plek tien tot en met twee, is eigenlijk allemaal middenmoot.” Gaan voor handhaving en met wat geluk, misschien een periode. Voor zichzelf heeft Thur een heel andere ambitie voor ogen. “Zoveel mogelijk spelen! Het liefste natuurlijk vast in de basis.” Maar om dat voor elkaar te krijgen, moet hij nog het nodige verbeteren. “Eigenlijk alles. Coaching, kopduels, meer rust aan de bal en overzicht.” Een beetje zoals Noa Lang misschien. “Dat vind ik een mooie gast! Een beetje het zwarte schaap, met al zijn trucjes. Vroeger was ik voor Ajax, nu maakt het me niet veel meer uit. Ik denk zelfs dat ik ook nog wel een tijdje voor Feyenoord en PSV ben geweest.” Over zijn liefde voor Sparta’30, twijfelt de inwoner van Andel gelukkig een stuk minder. “Als er een mooie club komt, wil ik daar best over nadenken. Maar de komende vijf jaar, wil ik gewoon hier spelen! Zo goed ben ik nou ook weer niet…”

Klik op Sparta’30 voor de laatste artikelen over de club.
Klik op Sparta’30 voor meer informatie over de club.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Ontvang nu ook maandelijkse het laatste nieuws uit het amateurvoetbal in jouw regio.