Home Blog Pagina 10

‘Ik was nog nooit kampioen geworden’

0

Terug op het niveau waar Vlijmense Boys hoort. Zo voelde de promotie van afgelopen seizoen, voor doelman Matthew van Dommelen. En dus is de ploeg uit Vlijmen er alles aan gelegen, om zich dit jaar te handhaven in de derde klasse. “Als ons dat lukt, hebben we het goed gedaan!”

Met het vertrouwen, is in ieder geval niks mis. “Dat zit er echt wel in.” Als ze compleet zijn dan tenminste. “We hebben een aantal jongens, met andere verplichtingen. Zoals werken in het leger.” En aangezien dat veelal ook nog basisspelers zijn. “Is het lastig om te werken aan vastigheden.” Maar, zo weet de 31-jarige Van Dommelen zeker. “Als we compleet zijn, gaan we ons handhaven!” Helemaal nieuw, is het niveau waarop ze na het kampioenschap van vorig jaar dit seizoen actief zijn, dan ook niet voor Vlijmense Boys. “We hebben eigenlijk altijd in de derde klasse gespeeld, tot we van de zondag overstapten naar de zaterdag.”

Eigen jongens

Twee jaar later, zijn ze dus terug. “Terug in de klasse waar we horen.” Hoe bevalt de hernieuwde kennismaking tot nu toe? “We draaien goed mee en zijn zeker nog niet weggespeeld.” Wat is volgens hem het grootste verschil met de vierde klasse? “Tegenstanders zijn veel fitter, sneller, sterker én tactischer. Er wordt veel minder vaak de lange bal gespeeld.” En je krijgt als team minder ruimte en kansen. “Dus moeten we effectiever zijn.” De doelstelling, steekt Van Dommelen dan ook voorzichtig in. “Ons doel is eerst handhaven en daarna kijken wat er misschien nog meer in zit.” Het wennen, is wat hem betreft nu in ieder geval voorbij. “Tegenstanders zijn slimmer, daar moeten we nu gewend aan zijn. We weten wat we kunnen verwachten.” Makkelijke wedstrijden, zitten er dan ook niet meer tussen. “We scoren veel en geven achterin weinig weg, toch hebben we al een aantal keer nét verloren.” Iets waar ze bij Vlijmense Boys na afgelopen jaar, wel weer even aan moeten wennen. “Vorig seizoen was natuurlijk heel mooi! Kampioen worden is het mooiste wat je kunt bereiken. Helemaal als dat tien jaar geleden voor het laatst is gebeurd.” En dat na het inslaan van een nieuwe weg. Op de zaterdag. “Na die overstap gingen er tien of twaalf jongens weg en werden er spelers vanuit het tweede en de jeugd, doorgeschoven naar het eerste. Als je dan met eigen jongens kampioen wordt, is dat echt fantastisch.” Helemaal in zijn geval. “Ik was nog nooit kampioen geworden. En dat met je eigen clubje…” Maar niet alleen Van Dommelen, kon het nauwelijks geloven, zo vertelt hij. “Het zou eigenlijk niet moeten kunnen, met 300 leden. Dat is bizar. Als je ook ziet wat het met zo’n dorp doet. We hebben twee weekenden feest gevierd.”

In de spits

Toch kwam het gedurende het seizoen, allesbehalve als een verrassing, memoreert de sluitpost. “Vanaf de zevende speelronde, hebben we bovenaan gestaan. Dan mag je best een beetje bravoure tonen.” En nadat ze zich kroonden tot winterkampioen en iedereen hadden gehad. “Begonnen we er helemaal met z’n allen in te geloven. Dan ga je toch dromen.” Met een verdiend kampioenschap tot gevolg. “We waren echt een team. Het stond goed en we kregen de minste goals tegen.” Dé sleutel tot succes. “Voetballend waren er echt wel teams beter dan ons, maar het was voor tegenstanders gewoon heel moeilijk om er doorheen te komen. Daar moeten we het nu ook weer van hebben.” Al is dat dus lastig, als niet iedereen altijd aanwezig is. “Daardoor loop je ook conditioneel achter op bepaalde ploegen.” In zijn derde seizoen terug bij de club, nadat hij een uitstapje maakte naar Wilhelmina’26. “Ik was toen 26 of 27, maar dat had ik nooit moeten doen.” Gelukkig, is de inwoner van Den Bosch inmiddels dus weer terug op het oude nest. Als keeper. “Ik ben pas op latere leeftijd begonnen met keepen, daarvoor was ik altijd spits.” Al is dat voetballen, er wel een beetje uit, lacht Van Dommelen. “In het begin, als je net bent omgeturnd, probeer je heel veel mee te voetballen en ver uit je goal te komen. Nu doe ik dat niet meer.” Toch was die positiewissel moeilijker, dan hij in eerste instantie dacht. “Ik had nul ervaring als keeper, maar bij de senioren word je dan wel gewoon afgerekend op je fouten. Dat vond ik best wel lastig.” Tegenwoordig, ligt Van Dommelen daar niet meer wakker van. “Keepers zijn meestal gek, toch vind ik mezelf rustig. Iemand die geen gekke dingen doet, veel probeert te coachen en makkelijk een balletje weg kan leggen.” Of het maken van doelpunten nog in hem zit? Onlangs bleek van niet. “We hadden tijdens een oefenwedstrijd een spits nodig, toen heb ik vijf minuten gespeeld én een enorme kans gemist. Mijn hoofd wil nog wel, maar mijn lichaam niet.” En dus is het maar goed, dat hij veilig tussen de palen staat. Bij Vlijmense Boys. “Ik ga hier nooit meer weg!” Want de toekomst, ziet Van Dommelen rooskleurig in. “Als we een stabiele derdeklasser zouden kunnen worden, zou dat mooi zijn. Maar als de jongens die toen weg zijn gegaan, daadwerkelijk terugkomen, kunnen we misschien nog wel hoger gaan spelen.”

Klik hier voor de gepersonaliseerde clubpagina van Vlijmense Boys.

Van Feyenoord-jeugd tot Slikkerveer: Gijs Zwaan bouwt verder aan een ambitieuze ploeg

Bij Slikkerveer staat inmiddels drie seizoenen lang een man voor de groep die het amateurvoetbal van binnen én van buiten kent. Gijs Zwaan, trainer met een verleden bij Feyenoord, Sparta én als contractspeler van Excelsior, geeft de derdeklasser structuur, energie en een duidelijke voetbalvisie. Zijn verhaal leest als dat van een trainer die alles al heeft gezien, maar nog lang niet klaar is.

Van talent naar tegenslag – en terug

Zwaan begon zijn voetbalavontuur in de jeugd van Feyenoord, waar hij onder meer speelde met René van der Gijp. Vervolgens trok hij twee jaar naar Sparta, tot een enkelbreuk in Amerika zijn handtekening onder een contract plots onmogelijk maakte. “Ik moest in de wachtkamer. Door die blessure werd alles uitgesteld”, vertelt hij.

Hij knokte zich terug, speelde een periode bij Zwart-Wit ’28 en werd vervolgens opgepikt door Excelsior. Onder trainers als Rob Jacobs, Matthijs Liedekerken en later Hans Oerlemans schopte Zwaan het tot contractspeler in Kralingen. “Ik heb in het eerste gezeten en daar veel ervaring opgedaan. Dat neem je je hele loopbaan mee.”

Maar opnieuw gooide een blessure roet in het eten. Een liesprobleem maakte een definitief einde aan zijn profcarrière. En dus ging de knop om.

De overstap naar het trainerschap

“Toen ben ik begonnen aan Oefenmeester 3, daarna 2 en 1”, zegt Zwaan. “En bij Excelsior werd ik assistent van Cor Pot, Hans van der Pluim en Rob Baan. Dan kijk je echt in de keuken van het betaalde voetbal.” Met de reserves pakte hij zelfs twee keer het kampioenschap, waarna hij nog drie jaar bij FC Dordrecht werkte.

In 2023 streek Zwaan neer bij Slikkerveer, inmiddels bezig aan zijn derde seizoen. De keuze was snel gemaakt. “Een mooie club, fantastische accommodatie, fijne mensen. Ik heb zes jaar bij Rijsoord gezeten en als je daar een karbonpapiertje tussen legt en Slikkerveer, dan lijken die clubs enorm op elkaar. Passievolle mensen, goede organisatie – dat spreekt mij aan.”

Ambitie en realisme

Zwaan ziet Slikkerveer als een club die wil groeien, maar stap voor stap. “We zijn aan het bouwen om weer een reetje hoger te komen. In het derde- en tweedeklasniveau lopen hier hele goede voetballers rond. Maar als je écht hogerop wil, heb je een goede lichting nodig die je bij elkaar kan houden.”

Zijn manier van werken past bij die ambitie: duidelijk, sociaal, maar nooit om de hete brij heen. “Ik sta tussen mijn jongens in, maar op momenten moet je afstand pakken. Je moet wel straight to the point blijven, anders houd je het niet vol in dit wereldje. In het profvoetbal vloog er wel eens een blad thee door de kleedkamer. Dat kan hier niet – dan houd ik één of twee spelers over”, lacht hij.

Klik op SV Slikkerveer voor de laatste artikelen over de club.
Klik op SV Slikkerveer voor meer informatie over de club.

‘Tussentijds instappen is een stuk lastiger’

0

Even geen voetbal en bewust een stapje teruggedaan, genoot Patrick Berkelmans sinds afgelopen zomer van zijn rust. Totdat SV Capelle bij hem op de stoep stond. Letterlijk en figuurlijk. Met de vraag of hij het stokje van vertrekkend trainer Leon Jansen over kon nemen. “Dit was absoluut niet gepland.”

Toch was zijn antwoord dus ‘ja’. “Ik zat PSV te kijken, toen teammanager John Treffers ineens voor de deur stond. Of ik eventueel interesse had om in te stappen.” Een klein beetje van de schrik bekomen, bleek de 56-jarige Berkelmans, oud-trainer van de club, daar wel voor te porren. “Sinds ik weg ben bij SV Capelle, nu ruim twaalf jaar geleden, heb ik eigenlijk altijd goed contact gehouden met John. Eén of twee keer per jaar, gaan we nog wat met elkaar eten. We hebben een goede band.”

Even rust

Eén plus één was snel twee. En dus stond Berkelmans eind oktober weer op het veld. Als hoofdtrainer van de vierdeklasser. “Het bloed kruipt toch waar het niet gaan kan. Ik was nieuwgierig én houd van uitdagingen. Al voelde het voor mij ook wel als ineens…” Want, zo legt de voetbaltrainer uit. “Na zes jaar bij WSC, als trainer én Hoofd Jeugdopleiding, had ik deze zomer bewust een stapje teruggedaan. Even geen voetbal. Kijken hoe dat bevalt.” En dat beviel goed, lacht Berkelmans. “Sinds mijn zesde zit ik in de voetballerij, maar vooral als trainer, sta je 24/7 aan. Je bent continu aan het nadenken. Daar ben je veel tijd mee kwijt. Dan is even rust wel eens lekker.” Toch werd die rust, na amper een paar maanden, dus ruw verstoord. Door een oude bekende. “Dat is ook wel een beetje mijn ding, ik zou overal terug kunnen gaan. Bij alle clubs waar ik heb gezeten.” In dit geval, dus bij SV Capelle. “Het voelt als thuiskomen! De mensen vinden het leuk om mij weer te zien en er staat een jonge en frisse groep, die heel graag wil. Ze zijn echt leergierig.” En dat is, met een plek in de onderste regionen van de vierde klasse, maar goed ook. “Iedereen beseft dat er werk aan de winkel is. We moeten van ver komen.” Toch staan de neuzen allemaal dezelfde kant op, heeft Berkelmans in de eerste paar weken gemerkt. “We hebben allemaal hetzelfde doel, dat is handhaven. En iedereen is bereid om daarvoor te werken.”

Meer voetballen

De docent lichamelijke opvoeding, die in het verleden al eens drie seizoenen werkzaam was bij SV Capelle, ziet dat er vooral op mentaal vlak nog een wereld te winnen is. “Die jongens missen zelfvertrouwen. Het gevoel om wedstrijden te winnen.” Hoe hij dat probeert terug te krijgen? “Door op trainingen oefeningen te doen die lukken en altijd positief te coachen. Je moet proberen om ze beter te maken, in de dingen die ze al goed kunnen.” Al zal de speelstijl, in de loop van de tijd veranderen, legt Berkelmans uit. “Er werden heel veel lange ballen gespeeld. Daar win je geen wedstrijden mee. We moeten als team gaan fungeren en ik wil meer gaan voetballen.” Maar dat klinkt makkelijker, dan het is. Weet ook de voormalig trainer van onder meer Nieuwkuijk, Baardwijk, RWB en DESK. “Ik ben nog nooit tussentijds ingestapt. Dat is een stuk lastiger. Spelers zijn al gewend aan afspraken. En normaal gesproken, kun je in de voorbereiding dingen testen. Nu speel je meteen voor het ‘echie’. Daar loop ik wel tegenaan.” Want naast het leren van alle namen en het ondervinden van ieders specifieke kwaliteiten. “Moet je heel veel trainen op bepaalde patronen. Maar die tijd is er niet.” Gelukkig krijgt de oud-speler van RWB hulp, van zijn assistent. “Stefan (Zopfi) is gelukkig gebleven. Die weet veel van de groep, dus daar houd ik me aan vast. We doen heel veel dingen samen.” Met uiteindelijk dus maar één doel: handhaven. “Daar heb ik alle vertrouwen in, anders was ik er niet aan begonnen.” En niet voor niks. “Ik ben nog nooit gedegradeerd als trainer. Dat wil ik graag zo houden!” Aan de omgeving, zal het in ieder geval niet liggen. “De club is eigenlijk niet veel veranderd. De mensen zijn nog steeds hartstikke aardig en we hebben nog altijd veel trouwe supporters. Wat dat betreft voelt het echt als een warm bad.” Eén ding kan de inwoner van Waalwijk dan ook beloven: “We zullen er alles aan doen en niet bij de pakken neerzitten.” Of dat ook voor de lange termijn is, weet Berkelmans nog niet. “Daar hebben we nog niet over gesproken. Dat is nu ook niet belangrijk. Eerst moeten we de boel op de rit zien te krijgen!”

Klik op SV Capelle voor meer artikelen over de club.
Klik op SV Capelle voor meer informatie over de club.

Kelvin Komduur: van speler tot spil in scheidsrechterscommissie bij RVVH

Bij voetbalvereniging RVVH is Kelvin Komduur een bekend gezicht. De speler van het vijfde elftal combineert zijn actieve rol op het veld met een belangrijke taak buiten de lijnen: hij is al ruim vijf jaar scheidsrechtercoördinator voor de jeugd. Met een familiegeschiedenis die diep verankerd is in de club, voelt Kelvin zich verbonden met RVVH en draagt hij graag zijn steentje bij aan het reilen en zeilen van de vereniging.

“Ik ben vanaf de F-jeugd bij RVVH betrokken en mijn opa en oom hebben ook een rol gehad binnen de club. Het voelt voor mij als een logische stap om iets terug te doen”, vertelt Kelvin. Zijn betrokkenheid is niet alleen een kwestie van traditie, maar ook van persoonlijke passie. Al vanaf de D-jeugd fluit hij wedstrijden en heeft hij een groot respect ontwikkeld voor het vak van scheidsrechter. “Ik fluit nog steeds, hoewel iets minder dan vroeger. Het blijft leuk om te doen en je krijgt ook direct feedback van spelers en trainers. Dat houdt je scherp.”

Zijn stijl als scheidsrechter is duidelijk: door laten voetballen en communiceren met de spelers. Kelvin vergelijkt zichzelf met een Bas Nijhuis, maar dan een stuk bescheidener. “Ik probeer altijd in gesprek te blijven, fouten toe te geven en het spel soepel te laten verlopen. Zo zorg je voor begrip bij iedereen,” legt hij uit. Het scheidsrechtersvak kent uitdagingen en niet altijd een positief imago, maar Kelvin ziet vooral de positieve kant. “Het is een uitdaging, maar dat maakt het juist leuk. Je moet flexibel zijn en alles niet te moeilijk maken voor jezelf.”

Binnen de scheidsrechterscommissie van RVVH neemt Kelvin de planning van de jeugdwedstrijden voor zijn rekening, van onder 13 tot en met onder 23. Hij koppelt scheidsrechters aan wedstrijden, beantwoordt vragen en ondersteunt nieuwe fluiters. De begeleiding van jonge scheidsrechters wordt gedaan door oud-KVB-scheidsrechter Jan van Eersel, terwijl Ron Arnold op zaterdagen het aanspreekpunt is en zorgt voor alle praktische zaken, van fluitjes tot consumptiebonnen. Kelvin: “Het gaat met vallen en opstaan. Soms zijn er geen scheidsrechters voor een wedstrijd, maar we proberen dat zo goed mogelijk te plannen en trainers tijdig te informeren.”

Een van zijn doelen is het vergroten van betrokkenheid en verantwoordelijkheidsgevoel bij spelers van de hogere jeugdteams. Door hen één of twee keer per seizoen te laten fluiten, leren ze de andere kant van het voetbal kennen en dragen ze bij aan de club. “Het werkt best goed. Spelers zien het nu als leuk en het geeft een positieve wisselwerking binnen de vereniging,” vertelt Kelvin. Zijn filosofie is duidelijk: het goede voorbeeld geven werkt beter dan alleen instructies uitdelen. “Vele handen maken licht werk, maar je moet het zelf ook laten zien.”

Het vrijwilligerswerk binnen de club is niet altijd eenvoudig, erkent Kelvin. Toch is hij trots op de groep van negentien verenigingsscheidsrechters die elke week het verschil maakt. Sommigen fluiten meerdere wedstrijden per zaterdag, anderen een paar keer per seizoen. Het is een dynamiek die Kelvin nauwkeurig coördineert, zodat alles soepel verloopt. “Het is een klein gebaar, maar het helpt enorm en het is leuk om te zien dat mensen het waarderen,” zegt hij.

Voor Kelvin draait het uiteindelijk om meer dan alleen organiseren en fluiten. Het gaat om betrokkenheid, plezier en het creëren van een positieve sfeer op en rond het veld. “Je komt toch andere mensen tegen binnen de club en dat maakt het leuk. Uiteindelijk is het voor het positieve alleen maar goed.”

Met zijn combinatie van ervaring, betrokkenheid en passie is Kelvin Komduur een onmisbare schakel binnen RVVH. Of het nu op zaterdag op het veld is of tijdens de coördinatie van de scheidsrechterscommissie, hij laat zien dat inzet voor de club verder gaat dan alleen het spelletje zelf. Voor RVVH is hij een voorbeeld van hoe vrijwilligerswerk en liefde voor de vereniging hand in hand kunnen gaan.

Klik op RVVH voor de laatste artikelen over de club.
Klik op RVVH voor meer informatie over de club.

‘Dan was het waarschijnlijk heel anders afgelopen’

0

Een gebroken neus, een gebroken kaak, een open gehemelte en schade aan zijn oogkas en jukbeen. Koen van Helvert kan er zelf weinig meer van herinneren, maar kwam tijdens een oefenwedstrijd op donderdag 24 oktober 2024 met de schrik vrij. En nu, heel wat maanden later, staat de verdediger bij RKDVC ‘gewoon’ weer op het veld. “Als ik die klap op mijn slaap had gekregen, was het waarschijnlijk heel anders afgelopen.”

Een heftig verhaal, dat begon op een normale donderdagavond. Toen RKDVC een oefenwedstrijd speelde tegen Jong Brabant. “Zelf weet ik er weinig meer van. Alleen van horen zeggen”, begint de 21-jarige Van Helvert met vertellen. “Ik was in een duel met de spits, kreeg een duwtje en kreeg vervolgens vol de knie van onze keeper in mijn gezicht. Daarna lag ik meteen knock-out op het veld.” Compleet in een andere wereld, was de schade groot. “Ongeveer alles wat in je gezicht zit, had ik gebroken. Mijn neus op heel veel plekken, mijn kaak, mijn oogkas en mijn jukbeen. En ook mijn gehemelte lag open.”

Geen angst

Vervoerd naar het ziekenhuis in Den Bosch, wachtte hem daar een ingewikkelde operatie. “Ik kon niet beademd worden door mijn mond of neus, dus hebben ze een gat in mijn keel gemaakt.” Alleen, hadden ze zoiets nog nooit gedaan, vertelt Van Helvert. “Met een boek ernaast, als een soort proefkonijn, hebben ze het vervolgens geprobeerd.” Wonder boven wonder, gaat het nu goed met hem. “Ik voel alleen de bovenkant van mijn tandvlees niet meer, heb moeite met ademen door mijn neus én mijn neus staat nog een beetje schijf.” Maar, zo beseft de inwoner van Drunen ook. “Ik ben er nog ‘goed’ van afgekomen en heb heel veel geluk gehad. Als ik die klap op mijn slaap had gekregen, was het waarschijnlijk heel anders afgelopen.” Al was zijn revalidatie natuurlijk geen pretje, neemt Van Helvert ons mee in de eerste twee weken na de operatie. “Toen kon ik helemaal niks. Ik had schroeven in mijn kaak, dus mocht alleen vla en vloeibaar eten. Op een gegeven moment, hebben we zelfs boerenkool in de blender gedaan, haha!” Stukje bij stukje, ging het daarna steeds ietsje beter. “Na zes weken, mocht ik weer iets gaan doen.” In januari begonnen met de fysio, kon het Van Helvert niet snel genoeg gaan. “Met mijn lichaam was verder niks mis, alleen was het de vraag hoe het met mijn angst zou zitten.” Het antwoord op die vraag? Goed. “In februari stond ik weer aan de aftrap van de eerste wedstrijd na de winterstop. En heb ik meteen heel veel ballen gekopt!” Veel nadenken, doet de verdediger tijdens het voetballen dan ook niet. “Ik ga er nog steeds gewoon volle bak in.”

Mooie kanten

Bij de club, waar de student Fiscale Economie aan de universiteit in Tilburg, op zijn vijfde ooit begon. “Daarna heb ik tot en met de JO18 bij Brabant United en FC Den Bosch gespeeld.” Tot een doorbraak in het profvoetbal, kwam het uiteindelijk dus niet. Mede door blessureleed. “Vervolgens ben ik in Amerika, in Cleveland, gaan studeren en voetballen. Daar heb ik het heel erg naar mijn zin gehad. Misschien ga ik ooit nog terug.” Na een jaartje in de O23 van OJC Rosmalen, begon een terugkeer bij derdeklasser RKDVC twee seizoenen geleden toch wel weer te kriebelen. “En dat bevalt heel goed! Zeker met al mijn vrienden hier.” Ver weg van het profvoetbal. “Tuurlijk is het jammer dat ik geen prof ben geworden, alleen zie ik ook de mooie kanten van het amateurvoetbal. Je kunt eens naar een feestje of een biertje doen.” Hoe kijkt hij in het algemeen terug, op zijn periode bij FC Den Bosch? “Ik ben een paar keer voor een toernooi naar Finland geweest en heb tegen fantastische clubs, zoals Chelsea, Ajax en Feyenoord mogen spelen. Dat zijn mooie herinneringen.” Herinneringen, die hij ook nu hoopt te maken met RKDVC. “Ik durf best uit te spreken dat we vol voor het kampioenschap gaan! Met ons team, zijn we aan onze stand verplicht om te promoveren. Ik wil heel graag naar die tweede klasse.” Maar ook buiten het veld, heeft hij nog een aantal dingen op zijn wensenlijstje staan. “Ooit zou ik wel eens een Ironman willen doen. Maar dat is lastig in combinatie met voetbal en studie.” En dus kunnen ze bij RKDVC, nog wel even van hem genieten. “Ik zit goed op mijn plek hier. Of er moet een héél mooie aanbieding komen.” Tot die tijd, zet de seizoenkaarthouder van FC Den Bosch zich vol overgave in, voor ‘zijn club’. “Ik ben een fanatieke speler, die altijd honderd procent geeft en de coachende rol op zich probeert te nemen. Echt een leider.” Voornamelijk als rechtsback. “Maar ik vind het ook leuk om op het middenveld te spelen!”

Klik op RKDVC voor de gepersonaliseerde clubpagina.

RVVH timmert aan toekomst met verbeterde jeugdstructuur

Bij RVVH kijken ze allang niet meer alleen naar het eerste elftal. De Ridderkerkse club ziet de jeugdafdeling als dé levensader van de vereniging – en degene die die machine draaiende houdt, is jeugdvoorzitter Martin van der Wel. Een échte clubman, geboren en getogen binnen de blauw-witte lijnen van sportpark Ridderkerk. “Ik heb nooit ergens anders gevoetbald. RVVH is mijn club en mijn familie.”

Van der Wel raakte al vroeg verweven met de vereniging. Door een blessure stopte hij jong met voetballen, maar via zijn schoonfamilie – die diepe wortels heeft binnen de club – kwam hij weer terug in de RVVH-gelederen. “Mijn schoonvader was voorzitter van de supportersvereniging, mijn schoonmoeder stond veertig jaar achter de bar. Uiteindelijk ben ik bij een vriendenteam terechtgekomen en daarna keepers gaan trainen. Zo rolde ik er steeds verder in.”

Na jaren als jeugdtrainer, coördinator en lid van de jeugdcommissie werd hij drie jaar geleden gevraagd als jeugdvoorzitter: een rol die nauwelijks te vatten is in één taakomschrijving. “In principe moet je een helikopterview houden en het aanspreekpunt zijn voor alles wat met de jeugd te maken heeft,” legt hij uit. “Maar omdat je in het amateurvoetbal altijd vrijwilligers tekortkomt, doe je automatisch veel meer dan dat.”

Van teamindelingen tot kantineversiering

Van der Wel is het type bestuurder dat nooit zijn telefoon uitzet. “Dat is misschien mijn grootste valkuil,” lacht hij. “Maar ik wil bereikbaar zijn. Trainers lopen vast, ouders hebben vragen, activiteiten moeten worden opgezet… Dan moet je soms gewoon even schakelen.”

Een goed voorbeeld is de activiteitencommissie, bestaande uit een enthousiast legioen van tien tot twaalf vrijwilligsters. “Superleuke dames, maar die moesten natuurlijk hun weg vinden. Hoe kom je aan een sleutel? Hoe werkt het met inkoop? Ik denk dan mee, help ze op weg en laat het daarna los. Zo hoort het ook.”

Ook qua structuur staat RVVH er volgens de jeugdvoorzitter steeds beter voor. Met coördinatoren voor zowel onder- als bovenbouw, een algemeen coördinator en een sterk georganiseerde jeugdcommissie wordt de club steeds professioneler. “We hebben echt stappen gezet. Trainers staan er niet meer alleen voor. Ze hebben appgroepen, krijgen trainingsschema’s en ondersteuning. De organisatie staat steeds steviger.”

Kwaliteit én kwantiteit

Die solide organisatie is nodig, want de jeugdafdeling van RVVH groeit. Maar focust de club vooral op kwantiteit of juist kwaliteit? Van der Wel kiest voor de middenweg. “De eerste teams – van de JO8-1 tot en met de JO19-1 – draaien vooral om kwaliteit. Die willen winnen, beter worden, doorstromen naar de selectie. Maar de lagere teams zijn minstens zo belangrijk. Daar draait het om plezier en om aantallen. Zonder kwantiteit geen club.”

Toch is de ambitie helder: de RVVH-jeugd moet uiteindelijk het eerste elftal versterken. “Zeker nu ons eerste wat lager speelt dan een paar jaar geleden, is het doel om jongens via de O19 en de O23 richting de selectie te brengen. En dat lukt ook. Maxwell, onze spits, komt uit de jeugd. Er trainen meerdere jeugdspelers mee. Die aansluiting wordt steeds beter.”

De O23 als gouden tussenstap

Volgens Van der Wel is vooral de introductie van de O23-competitie een zegen geweest voor RVVH. “De stap van de O19 naar het eerste is enorm groot. Die tussenlaag was echt nodig. Corona heeft bovendien een groot gat geslagen in de doorstroom. Veel spelers zijn toen gestopt of teruggevallen in niveau.”

Maar de club krabbelt op. “De O17-1 speelt divisie, de O19-1 staat met een goed team, en zelfs de O19-2 draait lekker. Je ziet dat jongens nu weer ambitie tonen om naar het eerste te gaan. Dat is mooi om te zien.”

Vrijwilligers blijven de sleutel

Toch blijft één uitdaging altijd bestaan: vrijwilligers. “Dat is overal zo. Maar we bouwen aan iets moois. Mensen willen best helpen, maar je moet ze wel vragen. Met meer handjes kunnen we nóg meer doen.”

Ondanks die uitdagingen ziet Van der Wel de toekomst rooskleurig. “We zijn echt aan het groeien – niet alleen in aantallen, maar vooral als organisatie en als club. En als je dat combineert met plezier en ambitie, dan komt de rest vanzelf.”

Klik op RVVH voor de laatste artikelen over de club.
Klik op RVVH voor meer informatie over de club.

SSC’55 zet hoog in: ‘Klaar om te promoveren’

0

Bezig aan zijn laatste maanden bij de club, hoopt Paul van der Donk zijn periode bij vijfdeklasser SSC’55 op een mooie manier af te kunnen sluiten. Want na drie jaar bouwen aan een jong en talentvol team, moet dit seizoen de kers op de taart worden gezet. “Promoveren is het enige dat telt!”

De start van de competitie, is wat dat betreft veelbelovend, vertelt de 48-jarige Van der Donk. “Voetballend staat het goed en we geven weinig weg. Alleen scoren we niet makkelijk. En we moeten compleet zien te blijven.” Want dat laatste, is nog wel een dingetje. “Als ons dat lukt, zit het er zeker in.” Promotie, dan wel te verstaan. “De groep is er klaar voor! We moeten gewoon ons ding blijven doen.”

Fijne trainer

Eigenlijk precies, wat ze sinds zijn aanstelling hebben gedaan. “We hebben drie jaar lang gebouwd aan een jong team, nu is het moment om de vruchten daarvan te plukken.” In zijn laatste seizoen bij de club dus. “Dan heb ik het in totaal vier jaar gedaan. Terwijl ik denk dat de houdbaarheidsdatum van een trainer, vaak maximaal drie jaar is.” Toch wilde SSC’55 graag nog een vierde seizoen, vertelt hij. “Het gaat goed, dus wil je verlengen? Vroegen ze.” En goed, ging het afgelopen jaar. “Uiteindelijk werden we tweede en grepen we in de nacompetitie net naast promotie.” In de finale, om precies te zijn. “Als we tien keer tegen die tegenstander spelen, winnen we denk ik zeven keer. Nu kregen we rood…” Een flinke teleurstelling, zo memoreert hij. “Maar dat hoort er ook bij. Huilen en lachen zitten vaak dicht bij elkaar in het voetbal.” Toch overheerst bij Van der Donk over het algemeen, vooral de trots. Mede vanwege de uitgesproken waardering van staf, club en spelers. “Als ze zeggen dat je een fijne trainer bent, heb je toch iets goed gedaan.” Spreekt ook uit het verlengen van zijn contract. “Ik had ook contact met andere clubs, want wilde graag wel een keer een stap maken. Het liefste naar een zondagclub, zodat ik op zaterdag bij mijn kinderen kan gaan kijken. Die wil ik ook graag zien voetballen.” Want, zo herinnert Van der Donk uit zijn eigen tijd. “Mijn vader kwam ook altijd bij mij kijken, dat vond ik heel fijn. Inmiddels is hij overleden, dan ga je over dat soort dingen nadenken.” Maar gemakkelijk, is dat vinden van een zondagclub niet, heeft de inwoner van Drunen gemerkt. “Je komt daar niet zo makkelijk binnen. Er wordt door zondagclubs, maar weinig naar zaterdagclubs gekeken.” Heel erg, vond hij dat overigens niet. “Ik had en heb het ontzettend goed naar mijn zin bij SSC’55. Het is een fantastische club, dus spijt, heb ik daar absoluut niet van.”

Over vijf jaar

Helemaal, omdat de trainer weet waar hij ruim drie jaar geleden aan begon. “We zijn echt gaan bouwen aan een jong team. De oudere spelers stopten en we hadden geen JO19.” Met een degradatie in zijn tweede jaar, tot gevolg. “In dat seizoen zijn we echt gaan verjongen. Door de versterkte degradatie, slaagden we er toen net niet in om in die vierde klasse te blijven.” Toch spreek hij van een leerzaam jaar. “Ik heb het toen ook gewoon naar mijn zin gehad, omdat we echt attractief voetbal speelden en onszelf aan het ontwikkelen waren.” Die stapjes ziet Van der Donk zijn ploeg ook nu, nog altijd maken. “Ondanks dat we nog steeds het jongste team van de competitie hebben, gaan spelers dingen in het veld nu sneller herkennen.” En dus, durft de oefenmeester wel een gewaagde uitspraak aan: “Over vijf jaar speelt SSC’55 in de derde of vierde klasse.” Want, zo redeneert hij. “Er komt een goede lichting van de JO17 aan én je wordt op die manier aantrekkelijker voor de regio. Ook omdat de club een hoop leuke dingen organiseert.” Zoals wellicht een promotiefeestje. Hoe gaat Van der Donk dat dit seizoen voor elkaar zien te krijgen? “Tegenwoordig ben je als trainer bijna een soort manager, dus ik probeer heel veel met mijn spelers te communiceren. Daar ben ik ook sterk in.” Want, zo omschrijft hij zichzelf. “Ik ben wel echt een clubmens. Kan me eigenlijk overal thuis voelen. Zo heb ik het ook goed naar mijn zin gehad bij RFC, Achilles Veen, Roda Boys en Almkerk.” En los van het sociale. “Houd ik van duidelijkheid. Ik ben scherp en direct, en heb altijd een plan.” Afhankelijk van zijn spelers. “Je moet het bij iedereen anders brengen.” Wie weet, bij welke club Van der Donk dat volgend seizoen als trainer doet. “Ik wil graag een keer naar een tweede- of derdeklasser.” De lijntjes, zijn alvast uitgegooid. “Liever geen zaterdag, maar als er nu echt een heel leuke tweedeklasser komt…” Aan zijn vrouw en kinderen, ligt het in ieder geval niet. “Die vinden dat ik lekker training moet blijven geven, ook al is dat bij een zaterdagclub.” Begonnen als hoofdtrainer op zijn 41ste en oorspronkelijk afkomstig uit Heeswijk-Dinther, licht Van der Donk tot slot één klein tipje van de sluier. “Dan kun je wel invullen welke club me trekt…”

Klik hier voor meer artikelen over SSC’55
Klik hier voor meer informatie over SSC’55

‘Je hoort er toch niet echt bij als je niet speelt’

0

Na ruim anderhalf jaar langs de kant te hebben gestaan met een zware kruisbandblessure, is Joris van de Langenberg eindelijk terug binnen de lijnen bij derdeklasser Uno Animo. Hoewel het conditioneel nog even wennen is, geniet hij met volle teugen van zijn rentree. “Als je niet speelt, hoor je er toch niet écht bij.”

De blessure liep Van de Langenberg (28) op tijdens de eerste competitiewedstrijd na de winterstop, uit bij FC Engelen. “Ik stond linksback en in een ongelukkig duel draaide ik mijn lichaam in. Mijn tegenstander knalde vol door op mijn been. Ik wist meteen dat het foute boel was.” Toch duurde het tien weken voordat de diagnose werd gesteld. “Ondanks dat ik zeker wist dat er iets mis was, heb ik tijdens een training nog geprobeerd of ik door de pijn heen kon lopen. Dat werd uiteindelijk niet meer dan een warming-up.”

In oktober volgde de operatie: een gescheurde kruisband. Bewust pas na de zomer. “Ik wilde die maanden nog kunnen genieten.” De revalidatie verliep daarna verrassend vlot. “Na zes maanden voelde ik me alweer redelijk fit, maar je weet dat je nog lang niet klaar bent.”

‘Je hoort er niet bij als je niet speelt’

Ondertussen bleef hij wel betrokken bij de club. “Ik hielp de staf, zorgde voor de Veo en hield statistieken bij. Maar dat is toch anders dan zelf voetballen.” Vooral het gevoel van er niet bij horen, vond hij lastig. “Als je maandenlang niet meedoet, kun je niet echt meepraten. Zeker als het slecht gaat en je het team niet kunt helpen, voelt dat machteloos.”

Het teamgevoel miste hij dan ook het meest. “Gewoon met z’n allen in die kleedkamer zitten.” Des te groter was zijn plezier toen hij onlangs eindelijk zijn eerste minuten weer mocht maken in het eerste elftal. “Conditioneel zwaar, na een jaar en negen maanden. Maar zó lekker om weer te spelen. Al had ik de dag erna natuurlijk wel spierpijn.”

Soms speelt zijn knie nog wat op, vertelt hij. “Af en toe heb ik last van vocht, maar ze weten nog niet precies waardoor dat komt.”

Angst en vertrouwen

De revalidatie veranderde zijn blik op voetbal. “Ik ben er veel bewuster over gaan nadenken. Nu moet ik het in het veld laten zien.” Angst hoorde daar in het begin ook bij. “Ik stapte soms uit een duel. Meer dan ik had verwacht.” Inmiddels gaat dat beter. “Laatst trainde ik voor het eerst echt vrij, zonder eraan te denken.”

Het helpt dat hij de beelden van zijn blessure terugkeek. “Ik heb het wel 35 keer gezien. Voor mijn gevoel was het een harde overtreding, maar dat viel eigenlijk mee.”

Ambities met Uno Animo

Met de degradatie van vorig seizoen is de doelstelling duidelijk: zo snel mogelijk terug naar de tweede klasse. Van de Langenberg wil daar als middenvelder een grote rol in spelen. “Het liefst op zes of acht, maar ik ben nu vooral blij dat ik er weer sta. Dan vind ik het ook prima om back te spelen.”

Uno Animo is bovendien écht zijn club. “Ik voetbal er al sinds mijn zevende. Al ben ik toen na een eigen doelpunt even gestopt,” lacht hij. “Maar na een paar maanden tennis ben ik weer teruggegaan. En sindsdien ben ik nooit meer weggeweest.”

Ambities om ooit nog te vertrekken, heeft hij niet. “Ik wil gewoon bij Uno in het eerste voetballen, fit blijven en weer basisspeler worden.” Aan zijn kwaliteiten zal het niet liggen. “Een speler met een goede trap, veel loopvermogen en iemand die graag duels aangaat. Ik speel in dienst van het team. Fel en een echte balansbewaker.”

Klik hier voor meer artikelen over Uno Animo
Klik hier voor meer informatie over Uno Animo

‘Dat is uniek voor een club in de vierde klasse’

0

Op zoek naar een nieuwe uitdaging belandde Michaël de Boer afgelopen zomer bij vierdeklasser NEO’25. Na een aantal goede gesprekken besloot de Tilburger ervoor te gaan – en inmiddels, een paar maanden en een degelijke seizoenstart verder, heeft hij daar geen seconde spijt van. “Het voelt voor mij al niet eens meer als een nieuwe club.”

Dat gevoel had hij eigenlijk al meteen tijdens de eerste kennismaking. “Alles was heel transparant en gemoedelijk. Gewoon lekker babbelen, precies zoals ik ben.” Na een jaar als assistent-trainer van de JO15 van Willem II was hij klaar voor iets nieuws. “Voetbal is mijn grootste passie. Ik wilde weer ergens instappen voor de langere termijn.”
Die plek vond hij in Sprang-Capelle.

“Bij NEO’25 klopte alles vanaf het begin. Het is een intieme club, precies waar ik naar op zoek was.” Helemaal onbekend was de vierdeklasser niet; De Boer had de ploeg al eens zien spelen en hoorde positieve verhalen van collega’s en vrienden. “In de praktijk blijkt het zelfs duizend procent waar. Veel betrokkenheid, maar ook de vrijheid om te werken zoals jij dat wilt. En er staan veel mensen langs de lijn die met passie meekijken. Dat is best uniek voor een club in de vierde klasse.”

Aan De Boer de taak om met deze jonge maar talentvolle selectie stappen te maken. “Ik ben een trainer die pushen om te voetballen. Ik heb een hekel aan de lange bal. We willen verzorgd opbouwen en zonder bal mag niemand stilstaan. Ballen tonen en durven: dát wil ik zien.” Tot nu toe ziet hij dat terug. “Het is genieten om te zien dat ze het oppakken.”
Toch heeft het elftal nog tijd nodig. “NEO’25 was de laatste jaren gewend om vooral te gaan, gaan, gaan. Nu spelen we meer positiespel. Dat vraagt om het herkennen van momenten.”

De Boer is kritisch: “Ik ben nog niet tevreden met het aantal punten. We moeten constanter worden. De verschillen binnen wedstrijden zijn te groot. Misschien is het ook mentaal.”

Verdedigend staat het steeds beter, maar er is nog iets anders nodig: goals. “We moeten meer scoren. De potentie om mee te doen voor de prijzen is er. Top vier zou mooi zijn, al wordt dat lastig. Soms moet ik die jonge gasten juist afremmen in hun euforie.”

De Boer brengt ondertussen een bak ervaring mee uit de jeugdopleiding van Willem II, waar hij vorig seizoen als assistent-trainer werkte. Een bijzondere ervaring, zeker omdat hij zelf ooit in de jeugd van de club speelde. Zijn voetbalreis begon echter in Frankrijk. “Mijn moeder komt uit Frankrijk, dus ik begon bij Olympique Marseille. Toen ik tien was, verhuisden we naar Nederland.”

Via FC Den Bosch, Willem II en FC Eindhoven ontwikkelde hij zich als middenvelder met “een gouden linker”, veel inzicht en techniek. “Ik was absoluut geen loper, maar wel een leiderstype en vaak aanvoerder.”
Blessures gooiden echter roet in het eten. “Steeds spierblessures. Op een gegeven moment verloor ik het plezier. Later scheurde ik ook nog mijn kruisband en meniscus.”

Zijn liefde voor het spel vond hij terug in het trainerschap, waarin hij inmiddels tien jaar ervaring heeft opgedaan bij onder andere TSV NOAD en FC Tilburg. “Daar heb ik echt de kans gekregen mezelf te ontwikkelen.”

Zijn eigen voetbalschoenen blijven ondertussen in de kast. “Als ik zou spelen, kan ik drie dagen de trap niet op. Dus ik laat het maar zo.”
Met zijn drukke baan als senior projectmanager en zijn ambitie met NEO’25 heeft hij genoeg omhanden. “We moeten zo snel mogelijk naar de derde klasse. Dat is het doel.”

Klik hier voor meer artikelen over NEO’25 .
Klik hier voor meer over NEO’25.

De Kort heeft één doel met Elshout: ‘Promoveren!’

0

Een betere seizoenstart dan vorig jaar zorgt ervoor dat Gijs de Kort stiekem durft te dromen van promotie. Want na het verlies in de nacompetitiefinale – na strafschoppen nog wel – voelt de linksback van vijfdeklasser Elshout dat het dit seizoen zomaar wél kan gebeuren. “Het zit tot nu toe wat vaker mee.”

Vorig jaar was dat anders, blikt de 22-jarige Drunenaar terug. “We hadden veel blessures. Uiteindelijk hebben we het maximale eruit gehaald.” Met een vijfde plek én winst van de tweede periode kon hij ondanks alles tevreden zijn. “BZS was als kampioen veel sterker. De rest zat dicht bij elkaar.”

Toch schopte Elshout het tot de finale van de nacompetitie, waarin Gesta na penalty’s te sterk bleek. “Dat was zó zuur. Er was een bus geregeld, je leeft er helemaal naartoe… en dan verlies je op die manier.”
Maar de knop ging snel om. De overtuigende seizoenstart laat zien dat de ploeg sterker is teruggekeerd. “Top drie was ons doel, dus daar gaan we vol voor. Eigenlijk: we willen gewoon promoveren.”

De omschakeling naar het vertrouwde 4-4-2-systeem helpt daarbij. “We speelden eerst 4-3-3, maar dit ligt ons gewoon beter.” En dus groeit het vertrouwen. “Het zou geweldig zijn als we eindelijk eens promoveren.”

Voor De Kort zou dat extra bijzonder zijn: hij speelt al heel zijn leven bij Elshout. “Ik was vijf of zes toen ik begon. Ik heb nooit ergens anders gevoetbald. Je kent iedereen, iedereen respecteert elkaar. Het is echt een hechte club.”

Dat blijkt ook uit zijn inzet naast het veld: De Kort is jeugdtrainer. “Ik ben vorig seizoen begonnen met de JO11, nu heb ik de JO10. Als je die kinderen iets kunt leren, geeft dat echt voldoening.” Samen met collega-trainer Edgar Brok geeft hij trainingen vol positiespel, passing, afronden en partijvormen — precies voordat hij zelf gaat trainen.

Toch ambieert hij geen echte trainerscarrière. Zijn focus ligt op zijn eigen ontwikkeling, zeker nu hij een nieuwe positie bekleedt. “Ik heb altijd op tien of in de spits gespeeld, maar sta nu linksback. Dat was even wennen, maar het gaat steeds beter.” Zijn snelheid komt daarbij goed van pas. “Ik kan veel opkomen en aanvallen.”

Eén ding is zeker: wat er ook gebeurt, zijn clubkeuze verandert niet.
“Ik blijf mijn hele leven bij Elshout.”

Klik hier voor de gepersonaliseerde clubpagina van SC Elshout

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Ontvang nu ook maandelijkse het laatste nieuws uit het amateurvoetbal in jouw regio.