Home Blog Pagina 10

SSC’55 zet hoog in: ‘Klaar om te promoveren’

0

Bezig aan zijn laatste maanden bij de club, hoopt Paul van der Donk zijn periode bij vijfdeklasser SSC’55 op een mooie manier af te kunnen sluiten. Want na drie jaar bouwen aan een jong en talentvol team, moet dit seizoen de kers op de taart worden gezet. “Promoveren is het enige dat telt!”

De start van de competitie, is wat dat betreft veelbelovend, vertelt de 48-jarige Van der Donk. “Voetballend staat het goed en we geven weinig weg. Alleen scoren we niet makkelijk. En we moeten compleet zien te blijven.” Want dat laatste, is nog wel een dingetje. “Als ons dat lukt, zit het er zeker in.” Promotie, dan wel te verstaan. “De groep is er klaar voor! We moeten gewoon ons ding blijven doen.”

Fijne trainer

Eigenlijk precies, wat ze sinds zijn aanstelling hebben gedaan. “We hebben drie jaar lang gebouwd aan een jong team, nu is het moment om de vruchten daarvan te plukken.” In zijn laatste seizoen bij de club dus. “Dan heb ik het in totaal vier jaar gedaan. Terwijl ik denk dat de houdbaarheidsdatum van een trainer, vaak maximaal drie jaar is.” Toch wilde SSC’55 graag nog een vierde seizoen, vertelt hij. “Het gaat goed, dus wil je verlengen? Vroegen ze.” En goed, ging het afgelopen jaar. “Uiteindelijk werden we tweede en grepen we in de nacompetitie net naast promotie.” In de finale, om precies te zijn. “Als we tien keer tegen die tegenstander spelen, winnen we denk ik zeven keer. Nu kregen we rood…” Een flinke teleurstelling, zo memoreert hij. “Maar dat hoort er ook bij. Huilen en lachen zitten vaak dicht bij elkaar in het voetbal.” Toch overheerst bij Van der Donk over het algemeen, vooral de trots. Mede vanwege de uitgesproken waardering van staf, club en spelers. “Als ze zeggen dat je een fijne trainer bent, heb je toch iets goed gedaan.” Spreekt ook uit het verlengen van zijn contract. “Ik had ook contact met andere clubs, want wilde graag wel een keer een stap maken. Het liefste naar een zondagclub, zodat ik op zaterdag bij mijn kinderen kan gaan kijken. Die wil ik ook graag zien voetballen.” Want, zo herinnert Van der Donk uit zijn eigen tijd. “Mijn vader kwam ook altijd bij mij kijken, dat vond ik heel fijn. Inmiddels is hij overleden, dan ga je over dat soort dingen nadenken.” Maar gemakkelijk, is dat vinden van een zondagclub niet, heeft de inwoner van Drunen gemerkt. “Je komt daar niet zo makkelijk binnen. Er wordt door zondagclubs, maar weinig naar zaterdagclubs gekeken.” Heel erg, vond hij dat overigens niet. “Ik had en heb het ontzettend goed naar mijn zin bij SSC’55. Het is een fantastische club, dus spijt, heb ik daar absoluut niet van.”

Over vijf jaar

Helemaal, omdat de trainer weet waar hij ruim drie jaar geleden aan begon. “We zijn echt gaan bouwen aan een jong team. De oudere spelers stopten en we hadden geen JO19.” Met een degradatie in zijn tweede jaar, tot gevolg. “In dat seizoen zijn we echt gaan verjongen. Door de versterkte degradatie, slaagden we er toen net niet in om in die vierde klasse te blijven.” Toch spreek hij van een leerzaam jaar. “Ik heb het toen ook gewoon naar mijn zin gehad, omdat we echt attractief voetbal speelden en onszelf aan het ontwikkelen waren.” Die stapjes ziet Van der Donk zijn ploeg ook nu, nog altijd maken. “Ondanks dat we nog steeds het jongste team van de competitie hebben, gaan spelers dingen in het veld nu sneller herkennen.” En dus, durft de oefenmeester wel een gewaagde uitspraak aan: “Over vijf jaar speelt SSC’55 in de derde of vierde klasse.” Want, zo redeneert hij. “Er komt een goede lichting van de JO17 aan én je wordt op die manier aantrekkelijker voor de regio. Ook omdat de club een hoop leuke dingen organiseert.” Zoals wellicht een promotiefeestje. Hoe gaat Van der Donk dat dit seizoen voor elkaar zien te krijgen? “Tegenwoordig ben je als trainer bijna een soort manager, dus ik probeer heel veel met mijn spelers te communiceren. Daar ben ik ook sterk in.” Want, zo omschrijft hij zichzelf. “Ik ben wel echt een clubmens. Kan me eigenlijk overal thuis voelen. Zo heb ik het ook goed naar mijn zin gehad bij RFC, Achilles Veen, Roda Boys en Almkerk.” En los van het sociale. “Houd ik van duidelijkheid. Ik ben scherp en direct, en heb altijd een plan.” Afhankelijk van zijn spelers. “Je moet het bij iedereen anders brengen.” Wie weet, bij welke club Van der Donk dat volgend seizoen als trainer doet. “Ik wil graag een keer naar een tweede- of derdeklasser.” De lijntjes, zijn alvast uitgegooid. “Liever geen zaterdag, maar als er nu echt een heel leuke tweedeklasser komt…” Aan zijn vrouw en kinderen, ligt het in ieder geval niet. “Die vinden dat ik lekker training moet blijven geven, ook al is dat bij een zaterdagclub.” Begonnen als hoofdtrainer op zijn 41ste en oorspronkelijk afkomstig uit Heeswijk-Dinther, licht Van der Donk tot slot één klein tipje van de sluier. “Dan kun je wel invullen welke club me trekt…”

Klik hier voor meer artikelen over SSC’55
Klik hier voor meer informatie over SSC’55

‘Je hoort er toch niet echt bij als je niet speelt’

0

Na ruim anderhalf jaar langs de kant te hebben gestaan met een zware kruisbandblessure, is Joris van de Langenberg eindelijk terug binnen de lijnen bij derdeklasser Uno Animo. Hoewel het conditioneel nog even wennen is, geniet hij met volle teugen van zijn rentree. “Als je niet speelt, hoor je er toch niet écht bij.”

De blessure liep Van de Langenberg (28) op tijdens de eerste competitiewedstrijd na de winterstop, uit bij FC Engelen. “Ik stond linksback en in een ongelukkig duel draaide ik mijn lichaam in. Mijn tegenstander knalde vol door op mijn been. Ik wist meteen dat het foute boel was.” Toch duurde het tien weken voordat de diagnose werd gesteld. “Ondanks dat ik zeker wist dat er iets mis was, heb ik tijdens een training nog geprobeerd of ik door de pijn heen kon lopen. Dat werd uiteindelijk niet meer dan een warming-up.”

In oktober volgde de operatie: een gescheurde kruisband. Bewust pas na de zomer. “Ik wilde die maanden nog kunnen genieten.” De revalidatie verliep daarna verrassend vlot. “Na zes maanden voelde ik me alweer redelijk fit, maar je weet dat je nog lang niet klaar bent.”

‘Je hoort er niet bij als je niet speelt’

Ondertussen bleef hij wel betrokken bij de club. “Ik hielp de staf, zorgde voor de Veo en hield statistieken bij. Maar dat is toch anders dan zelf voetballen.” Vooral het gevoel van er niet bij horen, vond hij lastig. “Als je maandenlang niet meedoet, kun je niet echt meepraten. Zeker als het slecht gaat en je het team niet kunt helpen, voelt dat machteloos.”

Het teamgevoel miste hij dan ook het meest. “Gewoon met z’n allen in die kleedkamer zitten.” Des te groter was zijn plezier toen hij onlangs eindelijk zijn eerste minuten weer mocht maken in het eerste elftal. “Conditioneel zwaar, na een jaar en negen maanden. Maar zó lekker om weer te spelen. Al had ik de dag erna natuurlijk wel spierpijn.”

Soms speelt zijn knie nog wat op, vertelt hij. “Af en toe heb ik last van vocht, maar ze weten nog niet precies waardoor dat komt.”

Angst en vertrouwen

De revalidatie veranderde zijn blik op voetbal. “Ik ben er veel bewuster over gaan nadenken. Nu moet ik het in het veld laten zien.” Angst hoorde daar in het begin ook bij. “Ik stapte soms uit een duel. Meer dan ik had verwacht.” Inmiddels gaat dat beter. “Laatst trainde ik voor het eerst echt vrij, zonder eraan te denken.”

Het helpt dat hij de beelden van zijn blessure terugkeek. “Ik heb het wel 35 keer gezien. Voor mijn gevoel was het een harde overtreding, maar dat viel eigenlijk mee.”

Ambities met Uno Animo

Met de degradatie van vorig seizoen is de doelstelling duidelijk: zo snel mogelijk terug naar de tweede klasse. Van de Langenberg wil daar als middenvelder een grote rol in spelen. “Het liefst op zes of acht, maar ik ben nu vooral blij dat ik er weer sta. Dan vind ik het ook prima om back te spelen.”

Uno Animo is bovendien écht zijn club. “Ik voetbal er al sinds mijn zevende. Al ben ik toen na een eigen doelpunt even gestopt,” lacht hij. “Maar na een paar maanden tennis ben ik weer teruggegaan. En sindsdien ben ik nooit meer weggeweest.”

Ambities om ooit nog te vertrekken, heeft hij niet. “Ik wil gewoon bij Uno in het eerste voetballen, fit blijven en weer basisspeler worden.” Aan zijn kwaliteiten zal het niet liggen. “Een speler met een goede trap, veel loopvermogen en iemand die graag duels aangaat. Ik speel in dienst van het team. Fel en een echte balansbewaker.”

Klik hier voor meer artikelen over Uno Animo
Klik hier voor meer informatie over Uno Animo

‘Dat is uniek voor een club in de vierde klasse’

0

Op zoek naar een nieuwe uitdaging belandde Michaël de Boer afgelopen zomer bij vierdeklasser NEO’25. Na een aantal goede gesprekken besloot de Tilburger ervoor te gaan – en inmiddels, een paar maanden en een degelijke seizoenstart verder, heeft hij daar geen seconde spijt van. “Het voelt voor mij al niet eens meer als een nieuwe club.”

Dat gevoel had hij eigenlijk al meteen tijdens de eerste kennismaking. “Alles was heel transparant en gemoedelijk. Gewoon lekker babbelen, precies zoals ik ben.” Na een jaar als assistent-trainer van de JO15 van Willem II was hij klaar voor iets nieuws. “Voetbal is mijn grootste passie. Ik wilde weer ergens instappen voor de langere termijn.”
Die plek vond hij in Sprang-Capelle.

“Bij NEO’25 klopte alles vanaf het begin. Het is een intieme club, precies waar ik naar op zoek was.” Helemaal onbekend was de vierdeklasser niet; De Boer had de ploeg al eens zien spelen en hoorde positieve verhalen van collega’s en vrienden. “In de praktijk blijkt het zelfs duizend procent waar. Veel betrokkenheid, maar ook de vrijheid om te werken zoals jij dat wilt. En er staan veel mensen langs de lijn die met passie meekijken. Dat is best uniek voor een club in de vierde klasse.”

Aan De Boer de taak om met deze jonge maar talentvolle selectie stappen te maken. “Ik ben een trainer die pushen om te voetballen. Ik heb een hekel aan de lange bal. We willen verzorgd opbouwen en zonder bal mag niemand stilstaan. Ballen tonen en durven: dát wil ik zien.” Tot nu toe ziet hij dat terug. “Het is genieten om te zien dat ze het oppakken.”
Toch heeft het elftal nog tijd nodig. “NEO’25 was de laatste jaren gewend om vooral te gaan, gaan, gaan. Nu spelen we meer positiespel. Dat vraagt om het herkennen van momenten.”

De Boer is kritisch: “Ik ben nog niet tevreden met het aantal punten. We moeten constanter worden. De verschillen binnen wedstrijden zijn te groot. Misschien is het ook mentaal.”

Verdedigend staat het steeds beter, maar er is nog iets anders nodig: goals. “We moeten meer scoren. De potentie om mee te doen voor de prijzen is er. Top vier zou mooi zijn, al wordt dat lastig. Soms moet ik die jonge gasten juist afremmen in hun euforie.”

De Boer brengt ondertussen een bak ervaring mee uit de jeugdopleiding van Willem II, waar hij vorig seizoen als assistent-trainer werkte. Een bijzondere ervaring, zeker omdat hij zelf ooit in de jeugd van de club speelde. Zijn voetbalreis begon echter in Frankrijk. “Mijn moeder komt uit Frankrijk, dus ik begon bij Olympique Marseille. Toen ik tien was, verhuisden we naar Nederland.”

Via FC Den Bosch, Willem II en FC Eindhoven ontwikkelde hij zich als middenvelder met “een gouden linker”, veel inzicht en techniek. “Ik was absoluut geen loper, maar wel een leiderstype en vaak aanvoerder.”
Blessures gooiden echter roet in het eten. “Steeds spierblessures. Op een gegeven moment verloor ik het plezier. Later scheurde ik ook nog mijn kruisband en meniscus.”

Zijn liefde voor het spel vond hij terug in het trainerschap, waarin hij inmiddels tien jaar ervaring heeft opgedaan bij onder andere TSV NOAD en FC Tilburg. “Daar heb ik echt de kans gekregen mezelf te ontwikkelen.”

Zijn eigen voetbalschoenen blijven ondertussen in de kast. “Als ik zou spelen, kan ik drie dagen de trap niet op. Dus ik laat het maar zo.”
Met zijn drukke baan als senior projectmanager en zijn ambitie met NEO’25 heeft hij genoeg omhanden. “We moeten zo snel mogelijk naar de derde klasse. Dat is het doel.”

Klik hier voor meer artikelen over NEO’25 .
Klik hier voor meer over NEO’25.

De Kort heeft één doel met Elshout: ‘Promoveren!’

0

Een betere seizoenstart dan vorig jaar zorgt ervoor dat Gijs de Kort stiekem durft te dromen van promotie. Want na het verlies in de nacompetitiefinale – na strafschoppen nog wel – voelt de linksback van vijfdeklasser Elshout dat het dit seizoen zomaar wél kan gebeuren. “Het zit tot nu toe wat vaker mee.”

Vorig jaar was dat anders, blikt de 22-jarige Drunenaar terug. “We hadden veel blessures. Uiteindelijk hebben we het maximale eruit gehaald.” Met een vijfde plek én winst van de tweede periode kon hij ondanks alles tevreden zijn. “BZS was als kampioen veel sterker. De rest zat dicht bij elkaar.”

Toch schopte Elshout het tot de finale van de nacompetitie, waarin Gesta na penalty’s te sterk bleek. “Dat was zó zuur. Er was een bus geregeld, je leeft er helemaal naartoe… en dan verlies je op die manier.”
Maar de knop ging snel om. De overtuigende seizoenstart laat zien dat de ploeg sterker is teruggekeerd. “Top drie was ons doel, dus daar gaan we vol voor. Eigenlijk: we willen gewoon promoveren.”

De omschakeling naar het vertrouwde 4-4-2-systeem helpt daarbij. “We speelden eerst 4-3-3, maar dit ligt ons gewoon beter.” En dus groeit het vertrouwen. “Het zou geweldig zijn als we eindelijk eens promoveren.”

Voor De Kort zou dat extra bijzonder zijn: hij speelt al heel zijn leven bij Elshout. “Ik was vijf of zes toen ik begon. Ik heb nooit ergens anders gevoetbald. Je kent iedereen, iedereen respecteert elkaar. Het is echt een hechte club.”

Dat blijkt ook uit zijn inzet naast het veld: De Kort is jeugdtrainer. “Ik ben vorig seizoen begonnen met de JO11, nu heb ik de JO10. Als je die kinderen iets kunt leren, geeft dat echt voldoening.” Samen met collega-trainer Edgar Brok geeft hij trainingen vol positiespel, passing, afronden en partijvormen — precies voordat hij zelf gaat trainen.

Toch ambieert hij geen echte trainerscarrière. Zijn focus ligt op zijn eigen ontwikkeling, zeker nu hij een nieuwe positie bekleedt. “Ik heb altijd op tien of in de spits gespeeld, maar sta nu linksback. Dat was even wennen, maar het gaat steeds beter.” Zijn snelheid komt daarbij goed van pas. “Ik kan veel opkomen en aanvallen.”

Eén ding is zeker: wat er ook gebeurt, zijn clubkeuze verandert niet.
“Ik blijf mijn hele leven bij Elshout.”

Klik hier voor de gepersonaliseerde clubpagina van SC Elshout

‘Je moet een beetje door het niveau heen kijken’

0

Twee oud-profvoetballers met een flinke staat van dienst voor de groep: een garantie voor succes, zou je denken. Toch verloopt de start van vijfdeklasser Berkdijk anders dan Ad van de Wiel en Theo de Jong vooraf hadden verwacht. “We hadden een iets hoger niveau verwacht,” zegt de 66-jarige Van de Wiel eerlijk.

Hij bekeek vorig seizoen meerdere wedstrijden van de O23 en dacht toen voldoende potentie te zien. “Maar in de praktijk blijkt dat die jongens nog heel veel moeten leren. Inspelen, meedoen, niet stilstaan — gewoon het spelletje beheersen.”

Helemaal verrast is het duo echter niet. Met negen gestopte spelers, blessures en rode kaarten moest een groot deel van de O23 doorstromen. Soms stonden er zelfs spelers uit de JO17 in het veld. Ondanks dat heeft Van de Wiel het uitstekend naar zijn zin in Kaatsheuvel. “De club past bij mij. De mentaliteit, de gemoedelijkheid. Er wordt eten gemaakt, de kantine zit na afloop vol. De sfeer is goed en de spelers blijven positief.”

Nu is het vooral zaak om die mentaliteit om te zetten in resultaten. “Berkdijk stond altijd bekend als een lastige uitwedstrijd. Hier gebeurde van alles. Maar na afloop zat je samen in de kantine en was het weer goed.” Het is één van de redenen waarom Van de Wiel, samen met De Jong, ja zei tegen deze uitdaging. “We werken al jaren samen. Die klik is er gewoon.”

Beleving speelt een grote rol bij de club. “Tijdens de bekerwedstrijd tegen DESK stonden er meer dan 600 man langs de lijn. Fantastisch.” Maar prestaties blijven belangrijk. “Als we achtste of negende worden, zijn we tevreden. We proberen de jongens vooral voetbalgogme bij te brengen. Na een inspeelbal doorbewegen en weer meedoen — dát is de grootste stap.”

Volgens Van de Wiel moet je in de vijfde klasse simpel voetballen en de beleving centraal zetten. De toekomst ziet hij positief tegemoet. “Er komt veel jeugd aan, maar dat heeft tijd nodig. Ik hoop dat de ommekeer snel komt, want deze club past echt bij me.”

Met bijna dertig jaar trainerservaring blijft hij vooral doen wat hij het liefste doet: “Ik ben een voetbaldier en een gezelschapsmens. Het moet gezellig zijn. En dat is het bij Berkdijk. Het is mooi dat wij als trainers hier op het veld iets mogen neerzetten.”

Klik op RKVV Berkdijk voor de laatste artikelen over de club.
Klik op RKVV Berkdijk voor meer informatie over de club.

RWB wil een stabiele derdeklasser worden: ‘Stukje slimmer zijn’

0

Na een prachtig jaar met promotie via de nacompetitie speelt RWB dit seizoen, voor het eerst in drie jaar, weer in de derde klasse. De jonge ploeg van trainer Alfons van der Pluijm moet duidelijk nog wennen aan het hogere tempo. “Het gaat allemaal wat sneller, maar we maken stappen,” zegt de oefenmeester. De uitdaging zit vooral in het een hele wedstrijd constant kunnen volhouden. “We moeten nu wekelijks pieken. Tegen ervaren tegenstanders is dat lastig.”

De resultaten vallen dan ook wat tegen. “Ik had op meer punten gehoopt,” erkent Van der Pluijm, “maar onze doelstelling is handhaven. We wisten dat het zwaar zou worden.” Blessures, gestopte spelers en minder ruimte om te voetballen maken het lastiger. “Vorig jaar creëerden we veel kansen, nu moet je ze meteen afmaken.”

Herinneringen aan het successeizoen

De trainer denkt nog vaak terug aan de promotie van vorig seizoen. “Ons doel was promoveren, en dat is gelukt. Dan heb je een prachtig jaar achter de rug.” RWB begon sterk, kende een dip, maar eindigde als tweede en won de tweede periode. Via de nacompetitie maakte de ploeg het af. “De club was toe aan deze stap.”

Sinds zijn aanstelling drie jaar geleden zet Van der Pluijm in op jeugd. “We hebben een jonge groep. Soms staan er vier jongens van negentien in de basis.” Het doel: een stabiele derdeklasser met een herkenbare speelstijl. “We willen altijd opbouwen en voetballen, ook als dat moeilijker is. Lef tonen, fouten durven maken—daar praten we veel over.”

Groeien in beleving en volwassenheid

Het niveau vraagt meer. “Sneller handelen, doorbewegen, soms een tikkie uitdelen—dat hoort bij seniorenvoetbal.” Zijn eigen ervaring, jarenlang als speler van RWB, helpt hem daarin. Als echte clubman is hij trots dat hij hoofdtrainer is. “Ik ken hier iedereen. Ik kan lekker op de fiets naar de club. Waarom zou ik ergens anders heen gaan?”

Naast zijn werk als directeur van een sport- en gezondheidscentrum ziet hij het voetbal veranderen. “Deze generatie staat anders in het leven. Plezier staat voorop, niet alleen voetbal.” Daarom zoekt hij naar verbinding. “Door ze te triggeren, gedreven te zijn én verantwoordelijkheden bij spelers neer te leggen.”

Van der Pluijm heeft vertrouwen in lijfsbehoud. Vertrekken? Dat ziet hij niet gebeuren. “Mijn zoon voetbalt bij de JO19. Op zaterdag kijk ik eerst bij hem en daarna ga ik met het eerste aan de slag. Dat is toch perfect?”

Klik op RWB voor meer informatie over de club.
Klik op RWB voor meer artikelen over de club.

Nino Voorn een echte Poortugaaler: ‘Ik wil altijd winnen’

Bij sv Poortugaal loopt één speler rond die de club door en door kent. Nino Voorn (22) speelt er al sinds zijn eerste voetbalstappen en is de enige speler in de huidige selectie die écht uit de eigen jeugd komt. Geen jongen van buiten, geen late binnenkomer, maar een eigen product, gevormd op de velden langs de Albrandswaardsedijk. “Ik heb eigenlijk altijd bij Poortugaal gevoetbald,” zegt hij. “Ik woon hier mijn hele leven al. Het was vanzelfsprekend dat ik hier ook ging voetballen.”

Van de jongste jeugd naar het eerste elftal

Voorn begon op jonge leeftijd bij de club en doorliep sindsdien álle jeugdteams. “Ik was denk ik een jaar of zeven toen ik begon,” vertelt hij. “Vanaf de jeugd ben ik steeds doorgegroeid richting de selectie-elftallen.” Maar bezig zijn met het eerste? Dat was hij eigenlijk nooit. “Ik dacht altijd: ik zie later wel of ik doorga. Ik was echt niet bezig met het halen van het eerste elftal.”

Toch kwam dat moment vanzelf dichterbij toen hij ouder werd. Na de fusie tussen PSV Poortugaal en OVV werd hij belangrijker in de hogere jeugdteams. “Op een gegeven moment werd ik aanvoerder van het tweede elftal. Toen kwam ik in de TOG, de talentontwikkelingsgroep.”

In die TOG maken spelers uit het tweede, Onder 23 en soms de A-junioren de stap naar het eerste door structureel mee te trainen. “Het is een groep waarvan ze denken: deze jongens kunnen het eerste halen. Je traint altijd mee, zodat je aan het niveau went.”

Peter Klomp, destijds trainer van Poortugaal, zette Voorn bij die groep. “Er viel een keer iemand weg door een blessure en toen kreeg ik mijn kans. Sinds dat moment ben ik eigenlijk nooit meer uit de selectie – en bijna nooit meer uit de basis – verdwenen.”

Twijfels en mentaliteit

Hoewel Voorn al jaren in het vlaggenschip staat, heeft hij zichzelf nooit als toptalent gezien. “Ik heb niet de beste techniek,” zegt hij nuchter. “Ik hoor niet bij de allerbesten. Maar ik kan wel goed verdedigen, ik ben agressief, en ik wil altijd winnen. Dat heeft mij denk ik ver gebracht.”

In zijn jeugd hoorde hij weleens dat anderen beter konden voetballen. Voorn haalt zijn schouders op. “Dat weet ik ook van mezelf, dus dat heb ik geaccepteerd. Ik hoef niet de beste te zijn, zolang ik maar belangrijk kan zijn voor het team.”

Hij omschrijft zichzelf als een speler die doet wat nodig is. “Technisch laat het me soms in de steek, maar qua mentaliteit zit het goed. Ik ga altijd vol.”

Een vriendenteam dat presteert

Volgens Voorn is de kracht van Poortugaal vooral de groep. “Ik zeg weleens dat het voelt alsof ik in een vriendenteam speel,” zegt hij. “We kunnen het buiten het veld supergoed met elkaar vinden. Dat helpt enorm. Niemand staat boven de ander.”

Dat groepsgevoel gaat verder dan de trainingen en wedstrijden. “Als er een festival is, gaan we met een groepje. Het is gewoon gezellig. En misschien komt daardoor het succes ook.”

Resultaat of niet, de sfeer blijft hetzelfde, benadrukt hij. “We stonden vorig jaar en het jaar ervoor middenmoot en toen was het óók gezellig. Ik zit vooral op voetbal omdat ik het zo leuk heb met die gasten.”

Kampioenskansen? ‘Als wij elke week leveren, kan het absoluut’

Poortugaal staat momenteel drie punten voor op de concurrentie en dus valt het woord ‘kampioenschap’ al voorzichtig in de kleedkamer. “Het kan zomaar,” zegt Voorn. “Maar we hebben in het verleden weleens onnodig punten laten liggen tegen kleintjes. Dat moeten we nu voorkomen.”

Of hij vertrouwen heeft in een titel? Hij twijfelt even, maar zegt dan: “Als wij het wekelijks laten zien, zijn we goed genoeg om kampioen te worden.”

Het past precies bij wie hij is: nuchter, eerlijk en volledig in dienst van het team. Geen man van grote woorden, maar van hard werken. En misschien vooral: de meest Poortugaalse speler van allemaal.

Klik op SV Poortugaal voor de laatste artikelen over de club.
Klik op SV Poortugaal voor meer informatie over de club.

‘Een heel leven SV Slikkerveer..

Bij SV Slikkerveer draait het al meer dan honderd jaar om verbondenheid, inzet en liefde voor het spel. Een van de mensen die dat als geen ander belichaamt, is Ron Noorlander. Hij is niet alleen bestuurslid commerciële zaken, maar ook gezamenlijk met zijn broer Danny Hoofdsponsor met zijn bedrijf Frenoflex. Daarnaast kent hij de club door en door: hij voetbalde er meer dan 10 seizoenen in het eerste elftal en zijn hele familie is er nog altijd nauw bij betrokken. “Slikkerveer is voor mij niet zomaar een club, het is een deel van mijn leven,” zegt Noorlander.

Van speler tot sponsor

Noorlander raakte als kleine jongen betrokken bij de club via zijn ouders. “Ik ben er letterlijk opgegroeid,” vertelt hij. “Mijn vader en moeder waren actief betrokken, dus het was vanzelfsprekend dat ik ook bij Slikkerveer ging voetballen.” Hij schopte het tot het eerste elftal, waar hij maar liefst meer dan 10 jaar lang actief bleef. “We hebben altijd op een aardig niveau gespeeld — meestal tweede, derde of vierde klasse. Dat past bij een vereniging als de onze: we betalen niemand, dus je speelt echt voor het plezier en voor de club.”

Na zijn actieve carrière bleef Noorlander betrokken. Eerst als vrijwilliger, later in het bestuur. “Ik ben zelfs even een periode voorzitter geweest,” legt hij uit. “Samen met mijn maatje Fred Vlasblom, de huidige voorzitter, hebben we met onze overige bestuursleden een duidelijke structuur aangebracht binnen de club. Door drukte in ons bedrijf heb ik een stapje terug gedaan en ben ik me gaan richten op de commerciële kant. Iemand moet tenslotte zorgen dat er voldoende sponsoren zijn en dat de club financieel gezond blijft.”

De kracht van lokaal ondernemerschap

Als eigenaar van Frenoflex besloot Noorlander ook zelf de portemonnee te trekken. “We hebben een goedlopend bedrijf, dus ik vind het logisch dat ik iets terugdoe voor de club die me zoveel heeft gegeven,” zegt hij nuchter. “Het is eigenlijk vanzelf gegaan. Je wilt dat de vereniging blijft bestaan, groeit en een mooie toekomst heeft. Sponsoring hoort daar gewoon bij.”

Die betrokkenheid gaat verder dan geld alleen. “Ik kijk graag mee hoe we de commerciële structuur kunnen verbeteren. Dat gaat niet alleen over borden langs het veld, maar ook over binding met lokale ondernemers. Slikkerveer is een club van de gemeenschap, en dat moeten we zo houden.”Met onze bussinesclub de Vrienden van Slikkerveer waarbij Fred en ik in het bestuur zitten doen we het ook harstikke goed.We zitten momenteel al op 60 leden.

Een echte familieclub

Dat gemeenschapsgevoel zit diep bij de Noorlanders. “Mijn kinderen hebben hier gevoetbald, eentje speelt er nog steeds,” vertelt hij trots. “Mijn broer zorgt met een mooie club mensen voor het onderhoud van het sportpark. Afgelopen jaar zijn er nieuwe kleedkamers gebouwd, met heel veel vrijwilligers, daar zijn we heel trots op.

Het familiegevoel zie je volgens Noorlander ook terug in de sfeer op de club. “Het is gemoedelijk, iedereen kent elkaar. Er lopen generaties rond die allemaal hun steentje bijdragen. Dat maakt het mooi. En wat ik echt bijzonder vind: de jeugdafdeling is de laatste jaren enorm gegroeid. We zitten inmiddels bijna aan de duizend leden, waarvan het grootste deel jeugd is. Dat zegt wel iets over de aantrekkingskracht van Slikkerveer.”

Jeugd als levensader

Noorlander benadrukt dat het succes van de jeugdopleiding de toekomst van de club bepaalt. “We vinden het belangrijk dat zoveel mogelijk eigen jeugd doorstroomt naar de selectie. Dat is ook echt de visie van de vereniging. We betalen niet, dus spelers die uitzonderlijk goed zijn, stromen vaak door naar een hoger niveau. Dat is prima, die gun je dat. Het mooie is dat sommigen na verloop van tijd weer terugkomen om met vrienden te voetballen. Dat zegt veel over de sfeer hier.”

Volgens Noorlander is de jeugdafdeling inmiddels goed georganiseerd. “Er lopen veel vrijwilligers rond en een aantal toppers die daar de kar trekken, ondersteund door meerdere jeugdcoördinatoren. De structuur staat stevig. Dat moet ook, want met zoveel leden komt er veel bij kijken.”

Groei en toekomst

Slikkerveer blijft zich ontwikkelen. “We zijn bezig met een nieuw kunstgrasveld op veld 3,” vertelt Noorlander. “En als de groei zo doorgaat, hebben we misschien binnenkort nog een extra veld nodig. We groeien echt een beetje uit ons jasje, maar dat is natuurlijk een luxeprobleem.”

Toch ziet hij ook uitdagingen. “Zoals bij veel verenigingen is het lastig om voldoende vrijwilligers te vinden. Achter de bar, in de kantine, bij de jeugd — het blijft een puzzel. We vragen veel van een kleine groep mensen. Dat is iets waar we als bestuur constant mee bezig zijn.”

‘Dit blijft altijd mijn club’

Ondanks die uitdagingen ziet Noorlander de toekomst positief tegemoet. “De club leeft, we zijn financieel gezond, de jeugd stroomt door en er heerst een gezonde, positieve sfeer. Zolang we die kernwaarden vasthouden — samen plezier hebben, respect tonen en betrokken blijven — dan komt het goed met Slikkerveer.”

Klik op SV Slikkerveer voor de laatste artikelen over de club.
Klik op SV Slikkerveer voor meer informatie over de club.

Acht seizoenen trouw aan SV Bolnes: verzorger John is niet meer weg te denken

Voor de meeste mensen is het een vanzelfsprekendheid: even de tape pakken, een speler intapen en daarna het veld oplopen om te kijken of alles goed gaat. Voor John Stoop, verzorger van het eerste elftal van SV Bolnes, is dat nét iets anders. John ziet nog maar twee procent. Toch is hij al acht seizoenen lang een vaste waarde binnen de club. “Ik doe wat ik kan — en wat ik niet kan, lossen we samen op.”

Wie John over het sportpark aan de Kievitsweg ziet lopen, merkt het niet meteen. Hij beweegt rustig, praat met iedereen en kent elke speler bij naam. “Ik woon praktisch naast de club,” vertelt hij met een glimlach. “Toen ik mijn sportmassageopleiding afrondde op het Blindeninstituut in Apeldoorn, wilde ik graag aan de slag in het voetbal. Bij mijn eerste club, VVOL, vonden spelers het lastig om behandeld te worden door iemand die slechtziend is. Dat begrijp ik ergens ook wel, maar het deed pijn. Toen ben ik gestopt — tot ik bij Bolnes terechtkwam. Daar stond de deur meteen open.”

Warm welkom bij Bolnes

De voorzitter van toen, Soeres, wilde hem graag een kans geven. “Hij heeft mijn verhaal aangehoord en het met de trainer en selectie besproken. Iedereen stond erachter. En kijk — acht jaar later ben ik er nog steeds. Bolnes voelde vanaf dag één als familie.”
Inmiddels kent iedereen John binnen de vereniging. Spelers weten dat ze bij hem terecht kunnen voor een massage, tape of een luisterend oor. “Ik doe de blessurebehandelingen, masseer stijve spieren en zorg dat iedereen goed aan de aftrap verschijnt. Soms helpen ze me even als het donker wordt of als ik niet goed kan zien waar iemand staat. We hebben daar onze eigen routine in gevonden.”

2 procent zicht, 100 procent inzet

Johns zichtverlies kwam plots. “Ik kreeg trombose in mijn ogen. Eerst in mijn rechter, een half jaar later in mijn linker. De bloedvaten raakten afgesloten, waardoor mijn netvlies grotendeels is afgestorven. Ik zie in het midden eigenlijk niets meer. Alles is wazig. Ik heb nog een procent of twee over.”
Toch weigert hij om thuis te gaan zitten. “Dat past niet bij me. Ik heb altijd in de zorg gewerkt. Dit werk houdt me onder de mensen. Je moet iets blijven doen, zeker als je beperkt bent. En hier voel ik me nuttig. Dat is belangrijk.”

De kracht van een warm clubhart

SV Bolnes betekent veel voor hem — en andersom. “De club is als een warme deken. Toen mijn vrouw onverwacht overleed in mijn eerste seizoen, hebben ze me geweldig opgevangen. Iedereen leefde mee. Zoiets vergeet je nooit. Daarom kom ik er nog altijd met plezier. Het zijn lieve mensen. We helpen elkaar, op en buiten het veld.”

De spelersgroep van Bolnes is een bonte mix van leeftijden en achtergronden. “We hebben jongens van twintig, maar ook dertigers met ervaring. Nederlandse, Marokkaanse, Turkse gasten — het gaat allemaal prima samen. Het is een leuke groep, sportief en respectvol. Een paar seizoenen terug was het lastig toen bijna het hele team en de trainer vertrokken. Dat waren twee zware jaren, maar inmiddels is de rust terug. De sfeer is weer top.”

Meer dan voetbal alleen

Wat John vooral bezighoudt, is hoe belangrijk vrijwilligers zijn. “Ik zie het overal: het wordt steeds moeilijker om mensen te vinden die iets voor de club willen doen. Dat is zonde, want zonder vrijwilligers bestaat geen enkele vereniging. Bij Bolnes draait het nog steeds om die saamhorigheid, maar ik hoop dat jongeren zich ook wat vaker willen inzetten. We doen het tenslotte samen.”

Zelf is John naast zijn werk bij Bolnes ook actief als voorzitter van de Hartstichting voor Blinden en Slechtzienden, een organisatie die hij zelf oprichtte. “We hebben inmiddels veertien afdelingen, zelfs in Suriname en België. Daar werken we ook met vrijwilligers, dus ik weet hoe lastig het is om genoeg mensen te vinden. Maar als je ziet wat je samen kunt bereiken, krijg je daar zóveel voor terug.”

Onmisbaar

Zijn beperking weerhoudt hem niet van wat hij het liefst doet. “Soms is het lastig, vooral bij avondwedstrijden. Dan moet ik me extra concentreren. Maar als ik de muziek hoor, de jongens hoor lachen en de geur van het veld ruik, weet ik weer waarom ik het doe. Dit is mijn plek.”

Bij SV Bolnes is iedereen het daar roerend mee eens. Want of hij nou een blessure behandelt, een speler tape aanreikt of gewoon even een grap maakt langs de lijn — John Stoop ziet misschien maar twee procent, maar hij brengt honderd procent warmte, kracht en clubliefde mee.

Klik op SV Bolnes voor de laatste artikelen over de club.
Klik op SV Bolnes voor meer informatie over de club.

Leon Roos houdt de zaalcompetitie van BVV Barendrecht draaiende: ‘Je doet het omdat de club jou ook veel geeft’

Bij BVV Barendrecht is hij een bekend gezicht: Leon Roos, de scheidsrechter die al jarenlang de recreatieve zaalcompetitie in goede banen leidt. Geen fluiter die op de voorgrond wil treden, maar iemand die het simpel omschrijft: “Je moet gewoon af en toe wat terugdoen voor een club die jou zoveel gebracht heeft.” En zo staat hij wekelijks in de sporthal, tussen fanatieke teams en een sfeer waar plezier en prestatiedrang hand in hand gaan.

Van 35+ naar de zaal

Dat Leon überhaupt in de zaal terechtkwam, had hij zelf ook niet meteen verwacht. “Mijn voorganger kreeg te maken met MS,” zegt hij. “Ik kende hem nog van de 35+-competitie. Toen ik hoorde dat hij uitviel, wilde ik hem eigenlijk gewoon beterschap wensen. Maar toen zei hij: ‘Nu ik je tóch spreek… is het niks voor jou om dit over te nemen?’”

Leon besloot een keer te komen kijken. “En eigenlijk dacht ik meteen: waarom ook niet? Het is gezellig, er gebeurt altijd wat en zo help je de club weer verder.”

50 jaar rood-wit

Het vrijwilligerswerk zat er bij hem al vroeg in. Afgelopen vrijdag werd hij gehuldigd vanwege zijn 50-jarig lidmaatschap — een uitzonderlijk jubileum. “Maar weet je,” zegt hij nuchter, “dat vind ik zelf niet eens zo’n prestatie. Je blijft ergens alleen zo lang hangen als een vereniging jóu ook iets brengt.”

En dat deed Barendrecht. Jarenlang speelde hij in verschillende elftallen, was jeugdleider, jeugdtrainer, bestuurslid en stond hij achter de bar. “Op een gegeven moment zat ik overal in. Als ze iemand nodig hadden, wisten ze me wel te vinden. Dat kende je vroeger misschien als ‘overal voor paaien’, maar ach… je doet het omdat je het leuk vindt.”

Zijn vrijwilligersloopbaan begon al tijdens zijn studietijd aan de Erasmus Universiteit. “Ik had maar drie ochtenden college per week. De rest was zelfstudie, en je kunt niet de hele dag in die boeken hangen. Dan word je gek. Dus zocht ik er iets leuks naast — en toen ben ik het jeugdvoetbal ingerold.” Het bleek een blijvertje.

In de zaal wint iedereen fanatiek

De recreatieve zaalcompetitie klinkt misschien als een gezellige onderbreking van de week, maar vergis je niet: “Iedereen wil gewoon winnen,” glimlacht Leon. “Sommigen doen dat met verstand en sportiviteit. Anderen… die willen écht winnen. Dan moet je soms even op de rem trappen.”

Het lastige in de zaal is de regeldruk. “Eigenlijk moet je elk lichamelijk contact affluiten,” legt hij uit. “Maar als ik dat in veertig minuten tachtig keer moet doen, dan is de lol er voor iedereen snel af. Dus ik zoek de middenweg. En eerlijk is eerlijk: bij de meeste teams gaat dat prima.”

Dat neemt niet weg dat hij soms even moet schakelen. “Er zijn teams die moeten wennen. Je hebt groepjes die puur voor het plezier komen, en je hebt teams die echt op scherp staan. Maar meestal loopt het sportief, en dat maakt het leuk om te doen.”

Vrijwilligers tekort? Niet als het aan Leon ligt

Terwijl veel amateurclubs kampen met een gebrek aan vrijwilligers, voelt Leon die drempel niet. “Ik weet hoe hard je die extra handen nodig hebt,” zegt hij. “Als je zelf jarenlang plezier, vriendschap en mooie momenten hebt gehad, dan is het logisch dat je iets terugdoet.”

Hij ziet dat tegenwoordig niet iedereen dat gevoel heeft. “Je merkt dat het moeilijker wordt om mensen te vinden. Maar als je eenmaal begint, rolt het vanzelf. Dan weet de club je te vinden en groei je erin door.”

‘Zolang het leuk blijft, blijf ik fluiten’

De zaalavonden bij Barendrecht zijn voor veel deelnemers een hoogtepunt, en ook voor Leon voelt het vertrouwd. “Het is gezellig, er gebeurt altijd wat en er zit leven in,” zegt hij. “Zolang ik het leuk vind, blijf ik dit doen.”

Een actieve foto van Leon is lastig te vinden, maar één ding is duidelijk: zonder vrijwilligers zoals hij zou de recreatieve zaalcompetitie bij BVV Barendrecht simpelweg niet bestaan.

En zo stapt Leon Roos wekelijks de zaal binnen met zijn fluit in de hand, klaar voor nóg een avond vol strijd, plezier en sportieve chaos. Precies zoals het hoort bij een echte clubman.

Klik op BVV Barendrecht voor de laatste artikelen over de club.
Klik op BVV Barendrecht voor meer informatie over de club.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Ontvang nu ook maandelijkse het laatste nieuws uit het amateurvoetbal in jouw regio.