Na bijna een uur op haar praatstoel te hebben gezeten, loopt Jeanne Schuitemaker naar de bar in het jeugdhonk. Ze trekt de kast die aan de muur hangt open. “Kijk, daar liggen de koeken en de snoep.”
Ze pakt een pak koeken uit de kast. “Deze koeken krijgen ouders altijd bij ons bij een kopje koffie. Boven, in de kantine, krijgen ze zo’n koek niet. Daarom komen ze graag bij ons. Die koeken zijn niks bijzonders, hoor. Ik haal ze altijd bij de Aldi, Captain Rondo. Die snoepjes zijn voor de kinderen die hier in het jeugdhonk zijn. Op trainingsavonden kunnen ze ook altijd limonade komen halen.”
Schuitemaker (72) was al vrijwilliger bij Rijsoord toen het merendeel van de voetballende leden van de club nog niet waren geboren of nog in de wieg lagen. “We komen oorspronkelijk uit Amsterdam, maar dat heb je zeker wel gehoord aan mijn tongval”, zegt ze. “Mijn man, Dirk, en ik woonden op een bovenverdieping bij mijn ouders in de stad. In die tijd was het haast onmogelijk om een woning in Amsterdam te krijgen. Op een dag kwam Dirk terug thuis van zijn werk en zei: we gaan naar Papendrecht. Daar konden we namelijk wel een huis krijgen. Mijn eerste reactie was dat ik niet zou gaan. Met heel veel tegenzin ben ik toch gegaan, maar het kostte in het begin wel veel moeite. Ik was verknocht aan Amsterdam. In het weekend zaten we in de stad. Na twee jaar was pas het lijntje doorgesneden.”
Met haar man settelden zij zich in het Rotterdamse. Ze verhuisden naar Slikkerveer en kregen er drie kinderen. “Mijn zoon wilde gaan voetballen. Toen hebben we vergelijkend warenonderzoek gedaan. We zijn overal in de buurt bij clubs gaan kijken. Bolnes, Slikkerveer, RVVH en ook Rijsoord. Bij Rijsoord vonden we het het gezelligheidst, voor zoverre je dat uit een eerste indruk kon opmaken. Gelukkig had ons gevoel ons niet in de steek gelaten. We voelden ons erg welkom. Mijn man werd al snel gecharteerd voor het geven van trainingen. Ik ging van zelf mee.”
“Dirk heeft van alles gedaan. Trainer, jeugdbestuur. Hij is jarenlang scheidsrechter geweest voor de KNVB. Hij heeft gefloten tot de eerste klasse. Op zijn 46ste moest hij stoppen. Toen had je nog een leeftijdsgrens.” “Ik ben zelf begonnen als notulist bij vergaderingen en ben al snel achter de bar gaan staan. Dat heb ik jaren gedaan. Daar ben ik op een gegeven moment mee gestopt. De leeftijd ging tellen. Eén van mijn dochters heeft mijn rol min of meer overgenomen, want zij staat nu achter de bar boven. Ik heb haar niet gepusht of zo, het kwam uit haarzelf.”
“Ik heb ook jaren de commissiekamer gedaan op zaterdag voor de wedstrijdzaken. Ik ontving er tegenstanders en scheidsrechters. Toen er twee nieuwe voorzitters kwamen vijf jaar geleden hebben zij gevraagd of ik één van de beheerders kon worden van het jeugdhonk.