Wie op een zaterdag langs de velden van FC Lisse loopt, ziet hem vaak staan langs de lijn van de meisjes Onder 17. John van Oosten (71). Trainer, clubman, opa.
“Het is soms nog steeds gek om te beseffen dat ik hier weer sta. Ik had het voetbal eigenlijk helemaal afgezworen. En kijk nu. Ik train een team dat divisieniveau speelt. Dat had ik tien jaar geleden niet kunnen bedenken.”
John is een man van FC Lisse. “Ik ben begonnen toen ik twaalf was. Eerder mocht je je niet aansluiten bij een vereniging. In die tijd was dat zo. Daarom ging ik in mijn jongere jaren hard gelopen. Daar heb ik later profijt van gehad: conditie, looptechniek, discipline. Toen ik eindelijk mocht voetballen, was ik heel fit.”
Hij speelde jarenlang bij Lisse, uiteindelijk in het eerste team van de zaterdag onder Henk Eewijk. “Ik was 23 toen het misging. Tijdens een sliding bleef mijn voet staan en draaide mijn knie een andere kant op. Ik hoorde van alles kraken.”
Het bleek ernstig: afgescheurde kruisbanden en meniscus. “De huisarts zei nog: begin niet te vroeg met voetballen. Maar een paar maanden later was er een jubileumwedstrijd. Mijn ouders kwamen kijken, en ik wilde erbij zijn. Dat ging drie kwartier goed, tot ik een sprint trok. Toen was het klaar.”
Twee operaties volgden. “Na de eerste vroeg ik de chirurg of ik ooit nog kon voetballen. Hij zei: ‘Dat komt wel goed joh.’ Na een halfjaar fysio durfde ik nog niet eens van een stoepje af te lopen. Hij zei later: ‘Ik ga je kniebanden inkorten.’ Zes maanden gips. We zijn nu zóveel verder qua techniek en revalidatie. Nu zou je natuurlijk nooit meer zes maanden met gips om je been zitten. Toen ik eenmaal weer mocht voetballen, ging ik weer door mijn knie.”
Op zijn 23e stopte John uiteindelijk met voetbal. “Dat was een moeilijke tijd. Ik heb wel eens een traantje gelaten, hoor. Voetbal was mijn leven, maar na mijn knieoperatie had ik voetbal afgezworen. Het lukte me niet om de langs de kant te staan en te gaan kijken hoe die anderen wél konden voetballen.”
De duivensport
Zijn passie vond hij even ergens anders. “Ik ben in de duivensport terechtgekomen. De duiven laat je los in Frankrijk en de eerste die thuis is, wint. Iedere deelnemer had allemaal met foefjes om de duiven sneller terug te laten keren. Ik heb wel eens gewonnen ook.”
Op een gegeven moment moest John er toch aan geloven en keerde hij terug bij Lisse. “Toen mijn kinderen gingen voetballen, stond ik weer langs het veld. Eerst als vlagger, later als leider. Mijn knie deed nog steeds pijn, hoor. Na een zaterdag vlaggen was die knie meteen dik. Maar ik vond het wel leuk om er weer bij te horen.”
Terug in de voetbalwereld
Via zijn kinderen rolde hij langzaam weer de club in. “Je weet hoe dat gaat: eerst een keertje helpen, dan wat meer, en voor je het weet zit je er weer middenin. Door mijn werk had ik niet altijd tijd, maar FC Lisse is altijd mijn club gebleven.”
Op zijn 58e besloot hij het trainersvak serieus op te pakken. “Ik dacht: ik ga de VC2-opleiding doen. Allemaal jonge gasten in de klas, en ik zat daar tussen. Daarna ben ik begonnen bij de jeugd. Ik had de ambitie om iets over te brengen. Niet alleen training geven, maar spelers echt beter maken.”
Na een paar jaar nam hij even pauze. “Ik dacht: ik doe het rustig aan. Totdat mijn kleindochter van twaalf voor de deur stond. Ze zei: ‘Opa, we hebben geen trainer meer. Kunt u het niet doen?’ Ja, dan kan je geen nee zeggen, hè?”
Meidenvoetbal als nieuw avontuur
John had een vooroordeel over meidenvoetbal. “Ik dacht: dat zal wel wat aanrommelen zijn. Maar ik stond echt te kijken van de kwaliteit. Ze kunnen hartstikke goed voetballen, technisch en slim. Dat verraste me. Ik ben iemand die wel prestatiegericht is, en ik zag dat er potentie in zat. Toen dacht ik: dit is leuk.”
Wat begon als een gunst aan zijn kleindochter, groeide uit tot een succesverhaal. “Mijn kleindochter is nu zestien. Die meiden zijn allemaal doorgegroeid naar de Onder 17. En dit jaar spelen ze divisieniveau, voor het eerst in de geschiedenis van FC Lisse dat een meidenteam op dat niveau speelt. Daar ben ik echt trots op.”
Er zijn maar dertig teams in Nederland die op het niveau uitkomen waar de MO17 van Lisse nu uitkomt. Dat houdt dus in dat er drie poules van tien teams zijn. “Dat betekent reizen, lange dagen, maar vooral veel leren. We spelen achttien wedstrijden op hoog niveau dit seizoen. Voor de meiden is dat een geweldig leerproces. Ze gaan tegen betere tegenstanders spelen, daar worden ze alleen maar sterker van.”
Toch brengt dat succes ook uitdagingen met zich mee. “Als je promoveert, trek je spelers van buitenaf aan. Dat kan wrijving geven. Sommige meiden zijn bang hun plekje kwijt te raken. Dan is het aan mij om er een eenheid van te maken.”
Hij is trots op wat ze hebben bereikt. “We hebben meiden die stage hebben gelopen bij Ajax en ADO. Ook zijn er twee die even bij Excelsior hebben gespeeld. Die zijn nu weer teruggekomen omdat ze het hier meer naar hun zin hebben. In de breedte zijn we sterker geworden. En als trainer kun je dan echt wat met ze.”
Toch blijft hij realistisch. “Op deze leeftijd krijgen meiden -en jongens trouwens ook- andere interesses. Dat is normaal. Daarom is het belangrijk om ze bij de club te houden. Plezier is het allerbelangrijkste. Als ze plezier hebben, blijven ze hier voetballen.”
John hoopt dat zijn team een voorbeeld is voor anderen. “Ik wil dat jonge meiden zien dat ze bij FC Lisse kunnen groeien. Dat ze denken: hé, daar wil ik ook bij horen. Als we dat kunnen bereiken, zou dat fantastisch zijn.”
De competitie is zwaar, maar dat deert hem niet. “We gaan er open in. We willen leren, beter worden, plezier hebben. En als we aan het eind van het seizoen kunnen zeggen: we hebben iets geleerd, dan is het goed.”
Klik op FC Lisse voor de laatste artikelen over de club.
Klik op FC Lisse voor meer informatie over de club.
