DCV zit van binnen bij Cees Boers

0
79

Hij is één van de trouwste, misschien wel de trouwste supporter van DCV van de afgelopen decennia. Cees Boers (71) volgt ondanks zijn lichamelijke beperkingen zijn favoriete club overal. “DCV zit bij mij heel diep.”

In zijn studeer annex hobbykamer in zijn appartement in Capelle-’s-Graveland zijn allerlei attributen te vinden die verwijzen naar zijn liefde voor de Krimpense club. Aan de muur hangen (team)foto’s en een sjaal. “Ik hou alle uitslagen nauwgezet bij”, zegt hij. “Vraag maar een wedstrijd van de afgelopen drie seizoenen en ik haal het zo uit de computer.”

Door zijn lichamelijke handicaps – hij kreeg een hersenbloeding bij zijn geboorte, waardoor hij niet kan lopen en spastisch is – kon hij zelf niet voetballen, maar de liefde voor het spel en DCV kreeg hij met de paplepel ingegoten. Zijn vader Jan, negen jaar geleden op 84e jarige leeftijd overleden, was één van de beste voetballers die de club van het Waalplantsoen ooit voortbracht. “Mijn vader”, vertelt hij met twinkeling in zijn ogen, “was linksbinnen. Hij had niet zo’n hard schot, maar was wel snel en behendig. Hij maakte de mooiste doelpunten. Ik heb hem nooit zien spelen in het eerste, wel in het tweede elftal.”

Boers vertelt een mooie anekdote over die keer dat hij in zijn eentje naar de club was gereden om zijn vader te zien voetballen. “Ik denk dat ik een jaar of acht, negen was, ouder zeker niet. Ik hoorde thuis die verhalen over voetbal en ben op mijn eigen houtje in mijn wagentje naar DCV gereden. Het was voor mijn vader altijd een heel gedoe om mij mee te nemen. Ik weet nog goed dat hij een corner wilde nemen en mij zag staan. Ik herinner me nog precies wat hij zei: ‘Cees, weet je moeder dat je hier bent?’”

Zijn vader zelf hield zich ook niet altijd aan de regels van thuis. “Zijn vader en moeder waren van de Gereformeerde Kerk. Op zondag werd je geacht in de kerk te zit- ten, voetbal was uit den boze. Op een gegeven moment kwam de bakker bij mijn oma aan de deur. Stomverbaasd was ze toen hij vertelde dat mijn vader zo goed kon voetballen. ‘Dat kan nooit mijn Jan zijn’, zei ze nog. Maar mijn vader ging al jaren stiekem naar DCV en daar zorgden ze ervoor dat zijn kleding werd gewassen.”

Halverwege het gesprek tikt Boers op zijn linkerborst. “Hier zit DCV”, zegt hij. “Vroeger heb ik veel gemist, maar dat heb ik inmiddels ruimschoots ingehaald. Ik woonde op een gegeven moment uit huis in Rotterdam en kon daardoor niet altijd naar de club. Later ging ik met de taxi. Sinds ik hier woon ben ik zo op de club. Met mijn elektrische wagen de Algera-brug over en ik ben er.”

Hij is er ook al jaren bij als DCV op vreemde bodem speelt. “Ik heb een eigen autootje, maar heb alleen geen rijbewijs. Voorzitter Siemen de Wilde rijdt me altijd.”

“In de topjaren van DCV ging er altijd een supportersbus mee naar uitwedstrijden. We deden dan ook altijd een loterij. Ik won nooit wat, tot die ene dag: een stappenteller. Die heb ik maar meteen uit het raam gegooid”, lacht Boers, die bekend staat als een kritische supporter. “Ik ben eerlijk. Bij mij is slecht ook slecht, ik maak er geen mooi verhaaltje van.” Hij heeft een hekel aan ‘van die mooiweer-voetballers’, maar kan lezen en schrijven met huidig trainer Ronald Klinkenberg, die hij ook als speler meemaakte. “Klink is een fijne man, Geert Meijer was dat ook.” Over een andere trainer, Jan Everse, is hij minder lovend. “Een praatjesmaker.”

Hij vond de keuze van DCV om over te stappen van de zondag naar de zaterdag begrijpelijk. “In het begin had ik er wel moeite mee, maar tijden veranderen.” Hij genoot van de opmars van de Krimpenaren de afgelopen seizoenen. De degradatie dit jaar onderging hij gelaten. “Je zag het aankomen. Je moet eerlijk zijn: de promotie van het seizoen ervoor was min of meer een ongelukje. Over dit seizoen ben ik niet heel erg optimistisch, we moeten zorgen dat we niet nog een klasse naar beneden duikelen.”