Cees Kraijenbrink laat graag zijn handen wapperen op de club

0
137

“Op 1 september moet het spulletje achter de rug zijn”, zegt Cees Kraijenbrink als hij voor de bouwtekening staat van de te renoveren kleedkamers bij Stolwijk. Naast hem op de tafel ligt een groot vel waar de planning van alle werkzaamheden op staat. Het gaat om wel zestig punten.

Er zijn mensen die bij het zien van die lijst in de stress schieten van paniek, Kraijenbrink niet. “We doen dit niet voor het eerst, hé. Sommigen hebben nog geholpen bij de bouw van de kantine, ik weet niet hoeveel jaar geleden.”

Twee jaar geleden bouwde Stolwijk een stuk aan. Daarmee kreeg de club de beschikking over drie kleedkamers. “Nu pakken we het oude deel van de kleedkamers aan. Er komt een aparte toiletgroep. Als het klaar is, kunnen we weer jaren vooruit.”

Er wordt sowieso flink getimmerd in Stolwijk, want de hoofdstraat, de Populierenlaan, ligt op de schop. “Het is goed dat ze wat gaan doen met die entree, zeker als we straks met Stolwijk 1 in de tweede klasse spelen”, ‘dolt’ de 66-jarige Stolwijker, die sinds drie jaar geniet van zijn pre-pensioen. “Mijn vrouw is tegelijkertijd gestopt met mij. Niet werken geeft een stuk minder stress.”

Niet dat hun dagen en agenda’s ‘leeg’ zijn. “Mijn vrouw doet veel vrijwilligerswerk bij Gemiva en Oud-Stolwijk en past op onze twee kleinkinderen, ik loop veel bij de club. Zeker nu, nu we onze handen vol hebben aan de verbouwing.”

Als er een club een voorbeeld is van zelfwerkzaamheid is het Stolwijk wel. “Op zaterdag lijkt het hier net een bouwplaats. Dan lopen er vijftien tot twintig mensen te helpen. Jong én oud. Spelers van het eerste en de JO19 die metselaar of tegelzetter zijn, en in hun vrije tijd komen helpen.”

“Op die manier kan de club de kosten drukken. De bouwcommissie heeft een plan gemaakt en duidelijk gecommuniceerd wat er moet gebeuren. Iedereen weet ook dat als hij zijn handen laat wapperen, dat gunstig is voor de club.”

“Er is een aannemer, die iedere morgen even komt kijken, maar we doen zo veel mogelijk zelf. Het voordeel van een dorp is dat iedereen elkaar kent. Op 1 april zijn we begonnen met het sloopwerk. Als je een hakhamer moet huren ben je een aardig bedrag kwijt, hier krijg je die gewoon te leen.” Ook als er niet gebouwd wordt, ligt er volgens Kraijenbrink genoeg werk voor de ‘werkploeg’. “Zelfs in het stille seizoen zijn we hier soms drie dagen in de week. Dan knappen we de kleedkamers op, maken we de reclameborden schoon en verrichten het reguliere onderhoud aan de velden. We zijn nooit klaar.”

Op donderdagavond, als de selectie heeft getraind, verzamelt de ‘vijfde colonne’ zich in de kantine. “In slap ouwehoeren zijn we goed”, verzekert hij. “Zeker ik, want ik had een leidinggevende functie in de scheepvaart. Ik zeg altijd: ik heb met kletsen mijn geld verdiend.”

Op zondag staat hij langs de lijn bij het eerste elftal. “Bij uitwedstrijden proppen we ons als oudjes in een autootje. We gaan altijd mee. Als iemand op vakantie is, krijgt-ie meteen na het laatste fluitsignaal een appje hoeveel het geworden is.”

Over de huidige competitiestructuur in de derde klasse van het zondagvoetbal is hij niet erg enthousiast. “Ik ben een zondagman, maar ik kan me heel goed voorstellen dat ze bij de club nu onderzoeken of het verstandiger is om naar de zaterdag over te stappen. De reistijden worden steeds langer. Zonder Tomtom komen wij in ons autootje niet meer bij de tegenstander.”