Moerse Boys deel 5: voor altijd!

0
111

 

Nederland blijft thuis. De straten zijn leeg. De cafés gesloten. Sportpark Akkermolen verlaten. Terwijl in de ziekenhuizen een strijd op leven of dood wordt gestreden, gaat een delegatie Moerse Boys-leden de strijd aan tegen de verveling. De digitale pen als wapen. Iedere woensdagavond, zaterdagochtend en zondagochtend verschijnt onder de noemer De Lentestop een column/verhaal/artikel op de website. Leesvoer voor u. Vandaag deel 5: 18 voor altijd!

Het is maandag 16 maart, iets na achten in de avond.
Een appje van een vriend van mij. “Echt heftig van John  Zagers”
Ik weet van niks en vraag wat er aan de hand is.
De telefoon gaat, een paar minuten later hang ik op en kijk ik een uur lang wezenloos voor me uit…

Het is 2003 als ik een paar nieuwe voetbalschoenen aanschaf en mijn rentree maak op de velden van Sportpark Akkermolen.

Na een niet al te veelbelovend traject als jeugdvoetballer lijkt mijn carrière op te houden in de A-jeugd, maar het oranjewitte bloed kruipt uiteindelijk toch waar het niet gaan kan en Moerse Boys 8 is mijn bestemming als Overige Senior.

Moerse Boys 8, beter bekend als Ut Zaoterdag. Een team, zeker op dat moment, dat bestaat uit een mengelmoes van spelers. Jong en oud, lange manen en kale koppen, dik en dun, lelijk en nog lelijker. Één ding hebben we met z’n allen echter gemeen bij Ut Zaoterdag, en dat is dat we allemaal gemankeerde spelers zijn. Spelers met een schrammetje, mannen met een verleden, voetballers met een rugzakje.

Tussen de lijnen doen we allemaal ons uiterste best, denken we dat het er allemaal prima uitziet en dat we best een aardig potje voetbal op de groene mat leggen, maar wie langs de kant het spelbeeld eens ernstig analyseert kan toch moeilijk tot eenzelfde conclusie komen.

Allemaal gemankeerde spelers, stuk voor stuk een eigen verhaal, allemaal een eigen trekje.

Zo zie je bij Guido al van verre aankomen wanneer er een zaag uitgedeeld gaat worden. Guido trekt dan namelijk, in volle sprint, twee keer met zijn linkerbeen. Twee korte hupjes voorspellen het naderende onheil. Langs de kant roepen we nog “Nie doen Guido!” maar de vliegende tackle is al ingezet met deze merkwaardige hink-stap-variant. Alles wat we nog kunnen doen is onze ogen afwenden, hopen dat er niks breekt en wachten op het fluitje…

Corné is een gouden gast. Daar kun je eigenlijk niet kwaad op worden. De enige die dat wél kan is Corné zelf. En dat doet hij dan ook met enige regelmaat. Eigenlijk elke keer als hij voorbij gesneld wordt door een veel te rappe of behendige buitenspeler. Hij draait zich om, gaat vol voor eerherstel, begeleidt zichzelf daarbij met een mengelmoes aan scheldwoorden en verwensingen om na een succesvolle alles-of-niets-sliding zichzelf te complimenteren met een welgemeende “K*TZOOI!”

Serge en Richard voorin. Circus Rens. Twee broers, allebei gezegend met aardige portie talent. De jaren beginnen echter al wel een beetje te tellen bij de heren. De snelheid wordt minder, de conditie gaat rap achteruit. Beide spelers gaan daar anders mee om. Serge heeft zich er bij neergelegd. De rust zelve. Al krijgt hij een doodschop; Ser staat op, veegt z’n knieën schoon en gaat weer verder. Geen onvertogen woord. Dat maakt zijn broer echter “goed”. Richard praat veel. Te veel. Tegen scheidsrechter maar vooral tegen zijn medespelers. Coaching zou je het kunnen noemen, maar het is maar de vraag of de verdediging er ook zo over denkt. Bij elke tegengoal krijgen zij vanuit de vijandelijke zestien te horen wat ze beter hadden moeten doen.

Henk dan. Onze goalie. Een prima keeper. Aan ervaring geen gebrek. Henk heeft echter ook zijn eigen trekje. Hoe het kan weet niemand, maar Henk raakt op miraculeuze manier geblesseerd bij elke houdbare tegengoal. Geen zware blessure, maar de waterzak moet er wel even aan te pas komen. Henk kan ballen uit de bovenhoek plukken, hard op de grond terecht komen om de bal vervolgens in één beweging messcherp bij de aanval af te leveren zonder problemen, maar bij een foutje, blundertje of houdbare bal raakt Henk geblesseerd. Al heeft hij niet eens een redding proberen te maken, Henk gaat en blijft even liggen. De waterzak moet er naarmate de jaren vorderen steeds vaker aan te pas komen.

Rinze die ooit een vijandige spits opzij duwde om vervolgens met een omhaal in eigen doel te scoren. Over Jack Schetters kun je een eigen column schrijven. Arno die eigenlijk altijd al een veel te degelijke voetballer was voor een samengeraapt zooitje als Ut Zaoterdag. Stefan Lochten oftewel John van Erp, met zo’n bijnaam ben je al ongezien een held. André Stander die als enige tot ver na de wedstrijd kon balen van een verliespartij, wat dan in de kleedkamer soms wat spanning opleverde als de rest van het elftal al uit volle borst haar beste Herman van Veen imitaties laat horen. Edje die gewoon Edje is. D’n Borst die ooit vijf  minuten voor aanvang wedstrijd zich afmeldde met ademhalingsproblemen omdat hij de oprit had schoongespoten met het verkeerde goedje. Trouwens, als je over Jack een eigen column kunt schrijven dan kun je over D’n Borst een volledige encyclopedie samenstellen.

De meest gemankeerde speler van Ut Zaoterdag is wellicht toch wel Ruud van der Heijden. Ruudje. Ruudje kan namelijk heel goed voetballen. En Ruudje heeft ook nog eens een hele goede conditie. Ruudje is daarmee onze hoop in bange dagen. En in minder bange dagen ook trouwens. Zonder problemen zou hij, als hij er voor zou gaan, een mooie carrière in de selectie kunnen hebben. Vaste waarde in Moerse Boys 2 worden, wat caps verzamelen in het eerste. Ruudje voetbalt echter in Ut Zaoterdag. En dus moet hij elke week vol aan de bak. Wij verwachten namelijk van hem dat hij zelf de vijandelijke counter onschadelijk maakt, zichzelf inspeelt op het middenveld, zich vrijspeelt en de ruimte aan de andere kant van het veld zoekt waar hij zichzelf met een bekeken steekbal wegstuurt en op snelheid langs drie man glipt om vervolgens oog te hebben voor zijn medespelers. Ruudje is niet alleen de motor van het elftal, hij is ook de carrosserie, de banden, het stuur, de kofferbak en het denneboompje aan de binnenspiegel. Als Ruud vervolgens na 85 minuten en anderhalve marathon op de grond zit met kramp in beide benen wordt er vanaf de volle reservebank nuchter opgemerkt dat hij misschien maar eens moet gaan trainen; “Wij hebben namelijk nooit kramp”.

Stuk voor stuk, man voor man, allemaal gemankeerde spelers. Allemaal een eigenaardigheidje. Spelers komen en gaan en allemaal hebben ze hun eigen rugzakje. Zo ook John Zagers. John is vaste waarde bij Ut Zaoterdag. John ís Ut Zaoterdag. John’s voetbaltrekje is ook niet lastig te benoemen. John heeft namelijk één heel duidelijk mankementje in het veld. Cees en Anton komen steevast met een 442 opstelling op de proppen. Ruudje centraal op het middenveld met de punt naar voren (én naar achteren als het effe kan…) De rest wordt er een beetje omheen verzonnen. John komt vaak rechtshalf te staan. Als rechtshalf in een 442 opstelling is het zaak om de boel breed te houden, ruimte te maken en waar mogelijk over de buitenspeler heen te gaan. John is met geen mogelijkheid uit de middencirkel te krijgen. Breed houden doet hij niet aan, knijpen op het verkeerde moment des te meer. Uiteraard wordt hij daar meerdere keren per wedstrijd op aangesproken maar John heeft een eigen tactiek in gedachten en houdt zich daar aan.

Na de wedstrijd hebben al die gemankeerde spelers (zelfs Dre Stander na een onrustig kwartierke) één ding gemeen: een koude Juup is belangrijker dan wat er In die 90 minuten op het veld gebeurde. Nul, één of drie punten; de derde helft wordt steevast gewonnen. Met René Jochems als vlagger van Ut Zaoterdag én als kantinebeheerder lopen deze afterparties vaak uit de hand. Het is soms al zondag als de laatste bak op tafel wordt gezet en in wisselende samenstelling doet Ut Zaoterdag dan het licht uit. Één naam kun je echter altijd invullen op het wedstrijdformulier van deze hangijzers, en dat is de naam van John. John is met geen mogelijkheid weg te krijgen uit de kantine zolang het licht nog brandt, naar binnen knijpen doet hij namelijk altijd als er binnen nog een pilske koud staat, breed houden aan de bar is opeens geen probleem. John begint met drinken en gaat door tot iedereen naar huis is. Wat dat betreft inderdaad een prototype Ut Zaoterdagspeler zoals Michiel hem al beschreef. Er is geen memorabel Ut Zaoterdag-moment waarbij John niet aanwezig was. Tafelsurfen in de kantine, de handtekeningen sessie van d’n Pjitters, het buggyrijden bij de bowling, De Blokfluit, de salto mortale van d’n Broos. John was er bij.

Dat hij na zijn actieve voetbalcarrière bij Ut Zaoterdag betrokken bleef was dan ook geen toeval en al zeker geen verrassing. Elke kans op een koud pilske, een gezonde dosis slap geouwehoer en een hoop simpel plezier wordt door John met beide handen aangepakt.

Het is maandag 23 maart, iets na achten in de avond.

Vanmiddag hebben we afscheid genomen van John. Door de omstandigheden niet zoals het eigenlijk had moeten zijn. Maar de erehaag die we hebben kunnen vormen vanmiddag met buurtgenoten, voetbalvrienden en  carnavalsvierders hebben hopelijk wat steun kunnen bieden aan familie en vrienden.

Ik trek een speciaalbiertje open en draai, in m’n eentje thuis, een van mijn favoriete nummers van Brian Adams.

You can’t live forever, that’s wishfull thinking
Whoever said that must have been drinking
But ‘till the angels come and ask me to fly
I’m gonna be 18 till I die
18 till I die

Zoveel herinneringen die nog vaak opgehaald hadden moeten worden, zoveel koude pilskes die nog gedronken hadden moeten worden…

Proost John, bedankt voor de leut!

18 voor altijd…

Bron

Klik hier voor meer informatie over Moerse Boys.
Klik hier voor een ander artikel.