Met ruime ervaring als hoofdtrainer van tweede elftallen als die van Roda Boys en Almkerk, probeert Paul van der Donk nu zijn kennis over te dragen als hoofdtrainer van het vlaggenschip van RFC. Hij vertelt over de club, zijn tijd bij de club en zijn toekomst.
Paul van der Donk is sinds het seizoen ‘20-’21 trainer van de hoofdmacht van RFC. Hij begon zijn trainerscarrière als assistent-trainer bij het tweede van Achilles Veen, dat jaar haalde hij ook meteen zijn UEFA C. Na Achilles Veen kwam Roda Boys op het pad bij Van der Donk, met deze ploeg is hij van reserve eerste klasse gepromoveerd naar reserve hoofdklasse. Hier heeft hij zich één jaar weten te handhaven, na dit jaar bleek dit toch te hoog gegrepen en degradeerde hij met dit elftal. Toen besloot Van der Donk een nieuwe weg in te slaan, wederom als hoofdtrainer, maar nu van het tweede van Almkerk. Ook met deze ploeg wist de trainer van reserve eerste klasse naar reserve hoofdklasse te promoveren. Na één seizoen behoud reserve hoofdklasse met Almkerk is hij naar RFC vertrokken waar hij, ondanks corona, na de zomer aan zijn tweede seizoen begint.
Van der Donk vertelt over hoe hij bij RFC is gekomen. “Eigenlijk middels een advertentie. RFC zocht een hoofdtrainer en ja, als trainer van tweede elftallen kom je niet heel makkelijk binnen. Veel zien we dat oud betaald voetballers wat makkelijker binnenlopen omdat dan het idee geschetst wordt dat het ook goede trainers zijn.” Deze advertentie gaf trainer Van der Donk dus opening om een uitdaging aan te gaan bij een hoofdmacht, hij vertelt verder. “Eigenlijk heb ik altijd gezegd dat ik graag in de derde- of tweede klasse wilde instromen omdat ik UEFA B heb. Alleen daar kom je bijna niet binnen, dan moet je dus eigenlijk onderaan beginnen, in de 4e klasse. Dit terwijl het 4e klasse van het eerste elftal eigenlijk lager ligt dan reserve hoofdklasse bij tweede elftallen.”
Wanneer je als trainer ergens aan de slag gaat is het niet altijd vanzelfsprekend dat je een warme band met die club hebt. Van der Donk noemt zichzelf een clubmens en heeft hier een duidelijk kijk op, hij vertelt: “Je band met de club, daar moet je altijd zelf aan werken. Ik ben wel een clubmens. Ik had geen band met de club maar je reageert op een vacature en dan vind ik wel dat je als trainer ervoor moet zorgen dat je bij die club past. Dan ga je een gesprek aan met de club, en dan is je gevoel daar wel of niet goed bij. Dat was bij RFC goed, omdat het een warme club is. Ik vind dan dat je vanaf dag één jezelf als trainer passend moet maken binnen de club.” Als trainer wordt er dan vaak van je geacht dat je rekening houdt met veel belangen binnen de vereniging, dit erkent ook Van der Donk. “Je hebt te maken met parttime personeel, je hebt te maken met ouders van jeugdspelers, je hebt te maken met trainers van tweede elftallen en/of andere (jeugd)elftallen. Met jonge spelers, met oudere spelers, het bestuur, de technische commissie en dus eigenlijk iedereen die binnen de club werkzaam is. Al die belangen moet je tegen elkaar afwegen en daar moet je een bepaalde mix in vinden zodat iedereen binnen de club je graag ziet. En dat je dan toch ook nog rechtlijnig kunt zijn binnen de club als trainer. Dat maakt je denk ik een clubmens. Dat maakt je passend binnen een club. Het gaat niet van de ene op de andere dag, er is wat tijd voor nodig, maar goed het gaat me best aardig af denk ik.”
Wanneer Van der Donk gevraagd werd wat zijn blik op het huidige seizoen is, zei hij het volgende: “We waren goed gestart qua resultaten maar het voetbal kon een stuk beter. We waren pas net onderweg. Vaak verander je in een maand niet zoveel dat het in één keer perfect is. Ik ben bij RFC gekomen en ik heb vanaf onderaan moeten beginnen met deze ploeg. Dit zeggend zonder anderen tekort te doen. Maar mijn manier van voetballen, daar ben je gewoon 3/4/5 maanden mee bezig alvorens dat zijn vruchten goed afwerpt. De club had het idee: ‘We hebben de bal, en we gaan naar voren’. Dan begin je bij de opbouw en een stukje verdedigen. Je maakt kleine stapjes en we waren onderweg, daar zat al een lijn in. Vervolgens sta je na 4 wedstrijden met 9 punten, dat is een goed resultaat, echter geeft het geen garantie op het lopende seizoen.” Na enkele duels zag trainer Van der Donk wel het één en andere. Zo kreeg hij al een idee van de capaciteiten van dit team met oog op lopende seizoen. “Ik denk we de mogelijkheid hadden om bij de eerste 3/4 te komen. Dit omdat er gewoon paar goede ploegen bij zitten in het zaterdag amateurvoetbal. Dat komt door de verschuiving van zondag naar zaterdag natuurlijk.”
Van der Donk heeft duidelijke ideeën over wat hij wil bereiken met de club, zo wil hij graag promoveren met dit team. “Ik wil naar de derde klasse en het daar gaan maken. Alleen daar heb je dan ook het materiaal voor nodig. Ik denk dat het materiaal, zeker met de toekomst van de jeugd, dat het er zit. Of dat promoveren in het eerste jaar zal gebeuren, dat weet ik niet. We moeten hopen op een klein prijsje en dat we kunnen stunten. Echter ik zie ons niet als titelkandidaat.”
Persoonlijke ambities binnen het trainersvak heeft de coach ook, zo vindt hij dat iedere trainer het doel moet hebben zich te ontwikkelen. Wat dit betekent? “Dit betekent vlieguren maken. Dit is mijn derde of eigenlijk vierde club waar ik als trainer actief ben. Nu voor het eerst op eerste elftal niveau. Daar wil ik me ook in ontwikkelen, als hoofdtrainer zijnde, dat is het belangrijkste voor mij. Zodat ik toch een keer doorstroom naar de derde, tweede of mogelijk eerste klasse.” Ook wat diploma’s betreft heeft de trainer duidelijk doelen. “Ik wil ook ooit mijn UEFA A halen. Daarvoor moet je twee jaar ervaring hebben op UEFA B niveau, daar geldt reserve hoofdklasse niet voor, je moet echt tweede of derde klasse getraind hebben met een eerste elftal. Wederom dus vlieguren maken, dit zodat ik toch die ervaring heb om door te kunnen stromen naar een hoger niveau. Dat is eigenlijk mijn ambitie.”
Afsluitend kreeg Van der Donk nog de vraag of hij lovend was over een persoon binnen de organisatie, hier had hij een mooi antwoord op. “Dat is lastig om aan te geven omdat ik niemand iets tekort wil doen. Want eigenlijk is de hele structuur goed, en is het een warme vereniging. Er wordt veel besproken binnen de vereniging, allemaal goede manieren. Natuurlijk heb ik een hele fijne leider, een fijne materiaalman, een fijne assistent-trainer, een fijne voorzitter, ook de technische commissie zit goed in elkaar. Om dus iemand noemen die ik op de voorgrond kan zetten, dan doe ik anderen tekort.”
Foto: © Sluipschuttermedia
Klik hier voor meer artikelen over RFC.
Meer weten over RFC? Klik hier.