In gesprek met Piet Sluijs van SPV’81

0
278

“Ik heb een wereldbaan”, zegt Piet Sluijs, als hij op het veld van SPV’81 staat. “Ik ben altijd buiten. Kan lekker mijn gang gaan en zelf mijn eigen tijd indelen.”

cathay_internetbalk_v2

Feyenoord heeft Erwin Beltman, de kleine, maar oh zo gezellige Polsbroekse vereniging heeft de 77-jarige Sluijs als gras- en lijnenmeester. “Maaien doe ik dus niet”, zegt hij. “Dat doet een extern groenbedrijf, maar ik hou wel het veld in de gaten. Na de wedstrijd loop ik altijd een rondje. Leg wat polletjes goed, repareer hier en daar wat. Heerlijk vind ik dat. Ik ben dan helemaal alleen.”

Vraag hem niet naar de verwachtingen voor SPV’81 1 voor dit seizoen. Hij blijft het antwoord schuldig. “Ik heb helemaal niets met voetbal. De keren dat ik een wedstrijd helemaal heb gezien is op de vingers van één hand te tellen. Hooguit een wedstrijd op televisie. Het eerste? Dat zie ik nooit. Het doet me niks. Mijn hobby is fietsen. Ik heb een elektrische fiets en daar maak ik dagelijks lange tochten mee. Ik heb een dubbele accu. Zeker in de zomer fiets ik wel eens 120, 130 kilometer. Binnen een bereik van honderd kilometer vanuit Polsbroek heb ik alles gezien. Ik ga ’s morgens de deur uit, zeg mijn vrouw gedag en ga tussen de middag op een rustig plekje op een bankje mijn brood eten en koffie opdrinken. Een autoblad mee om wat door te lezen en ik heb een prima dag.”

Sluijs was, voordat hij met zijn pensioen ging, automonteur. Bij SPV’81 kwam hij per toeval terecht. “Via familie, maar dat is niet vreemd want iedereen in Polsbroek is familie. Mijn nichtje deed de inkoop van de bar. Ze stopte ermee en vroeg of dat misschien iets voor mij zou zijn. Ik heb dat een paar jaar gedaan en ook achter de bar gestaan. Daar ben ik op een gegeven moment mee gestopt totdat dit voorbij kwam.”

Met dat ‘dit’ doelt Sluijs, die ook iedere donderdag tot de werkploeg van SPV’81 behoort (‘het is altijd heel gezellig’), op het lijnentrekken. “Ik heb het overgenomen van mijn neefje. Die had het van zijn vader en mijn broer overgenomen. Mijn neefje werkte overdag. In de zomer was dat geen probleem, maar in de winter wel. In het donker is het stuk lastiger om lijnen te trekken.”

Sluijs doet het alweer een groot aantal jaar. Hij is verantwoordelijk voor het hoofdveld en het trainingsveld. “Bij het trainingsveld moeten alleen de zij- en achterlijnen, met het hoofdveld ben ik altijd wel twee uur bezig. Het is een precies werkje. Je moet geconcentreerd zijn, want een lijn die niet recht loopt kan natuurlijk niet.”

Hij spreekt van een ‘soort eergevoel’. “Die lijn moet recht, liefst kaarsrecht”, zegt hij fanatiek. Daarvoor gebruikt hij een speciaal karretje. “Kijk”, zegt hij, terwijl hij wijst naar de voorkant. “Dat voorstukje gebruik ik als een soort kompas. Je moet af en toe heel licht bijsturen, op gevoel”, doceert hij.

Hij maakt nogal wat meters op het Polsbroekse veld, dat fantastisch is gelegen in de polder van de Krimpenerwaard. “Het is geen straf om hier te lopen”, meent Sluijs dan ook.

In de zomer heeft hij de handen vol aan het lijnentrekken. “Het gras groeit dan altijd sneller. Er wordt dan ook vaker gemaaid. Twee keer in de week. Dus ben je ook verplicht om één keer de lijnen te trekken. In de winter groeit het gras minder snel. Eén keer in de twee weken volstaat dan.”

 

klik hier voor meer artikelen over SPV’81.