“Ik hoop dat we snel weer wedstrijden kunnen spelen”, zegt Teun van Noord. “Gebeurt dat niet, dan ben ik bang dat een deel van de jeugdspelers gaat afhaken. Dat zou zonde zijn.”
Ook bij DBGC is het op een zaterdag in coronatijd een stuk rustiger dan voorheen. Een overvol programma heeft plaatsgemaakt voor een handjevol wedstrijden. Onderlinge wedstrijden. “In het begin ging dat prima, maar je merkt nu wel dat spelers en teams het allemaal wat minder leuk beginnen te vinden. De combinaties van teams die het tegen elkaar op moeten nemen, zijn op een gegeven moment ook op”, stelt Van Noord, die onlangs nog voor wat afleiding zorgde. Toen de buurman van DBGC om wat hulp vroeg bij het rapen van brandhout en oude takken had het jeugdcommissielid in een mum van tijd een legertje jonge vrijwilligers bij elkaar gevonden. “We konden zo wat terugdoen voor die man. Hij stelt altijd zijn terrein vrij beschikbaar voor ons jaarlijkse jeugdkamp. Daar zetten we dan onze tenten op. Voorheen gingen we altijd het land in, maar de kosten van de accommodatie rezen op een gegeven moment zo de pan uit dat het niet te betalen meer was.”
Elk ‘baantje’ dat er in de jeugdafdeling van DBGC is, heeft Van Noord (60) wel gehad. Hij was in het verleden leider, trainer, voorzitter van de jeugdcommissie en stond ook klaar voor jeugdspelertjes met klachten en pijntjes. “Dat doe ik nog steeds trouwens. Ik ben 25 jaar masseur/verzorger geweest van de selectie. Dat deed ik op dinsdag en donderdag en bij de wedstrijden op zondag. Op de andere dagen was ik er voor de jeugd.”
Van Noord maakte zelf tien jaar deel uit van het eerste team. “Ik was geen fijnbesnaarde technicus, wel iemand die vol werklust was. Als je een wedstrijd speelt, is het minste wat je kan doen hard werken. Ik zeg niet dat de generaties na mij dat niet deden, maar ze leven wel minder voor het voetbal. Als ik zondag een wedstrijd had, dronk ik op zaterdag geen druppel en lag op tijd op bed. Ik wilde uitgerust aan de wedstrijd beginnen.”
Er was een periode dat hij zeven dagen in de week op de club was. “Dat heeft me op een gegeven moment ook opgebroken. Ik nam te veel hooi op mijn vork. Ik ben ook een tijdje niet geweest op de club omdat ik het niet eens was met een aantal zaken.”
Dat hij weer terugkeerde bij de trots van Oude-Tonge, heeft te maken met zijn grote clubliefde. Hij heeft daarbij een zwak voor de jeugd. “Ik vind het heel belangrijk dat ze plezier uitstralen. Op plezier moet ook de nadruk liggen en niet op prestatie, vind ik. Ik heb jarenlang zelf teams getraind en vond het totaal niet belangrijk of de spelers getalenteerd waren. Ik wilde ze beter leren voetballen en wist tijdens een wedstrijd niet eens de stand. We hebben nu weer een enthousiaste groep trainers die goed in de gaten heeft waar het omgaat. Zeker in deze tijd is dat extra belangrijk.”