9 vragen aan Sjoerd Mossou

0
530

Wie kent hem niet? Bredanaar Sjoerd Mossou (43). Een graag geziene gast en spreker bij menig sportgerelateerde radio- en televisieprogamma’s. En nu zelfs zijn eigen serie. Bekend om zijn goudeerlijke columns voor het AD. Of televisieoptredens met een uitgesproken mening. Schrijver, voetbalkenner, sportjournalist, prijswinnaar, vader van twee kinderen, mede-oprichter van het voetbalmagazine SANTOS en auteur. Wat kunnen we nog meer van hem verwachten in 2022? Tijd om daarachter te komen.

Quotes:

De nieuwe Van Breukelen, of John Karelse, wilde ik als kind dolgraag worden natuurlijk”

“Columns en een boek schrijven, televisie-series maken, veel reizen: ik kan me geen leukere baan voorstellen”

“Er is in Nederland bijna geen club die zo alom geliefd is in een stad als NAC

“Bredanaars zijn trots. Ze denken oprecht dat Breda het epicentrum van de wereld is, de mooiste stad op aarde. Prachtig vind ik dat”

1: Wanneer begon bij jou de interesse in voetbal te groeien? En wilde je niet liever zelf de nieuwe Van Breukelen worden in plaats van journalist?

“In december 1988 kregen wij thuis onze eerste VHS-videorecorder, op Sinterklaasavond. Ik kreeg er één videoband bij: die met de hoogtepunten van het EK’88. Ik was al gek van voetbal, maar dat was toch wel een bepalend moment, denk ik achteraf. Die videoband heb ik letterlijk grijsgedraaid, iedere dag opnieuw, om de doelpunten daarna vaak te gaan imiteren op het trapveldje aan de overkant.  Het commentaar van Theo Reitsma en Evert ten Napel kende ik al snel woord voor woord uit mijn hoofd. En ja, de nieuwe Van Breukelen, of John Karelse, wilde ik als kind dolgraag worden natuurlijk. Maar zo rond mijn vijftiende, toen een stage bij NAC op niks was uitgelopen, had ik er eigenlijk wel vrede mee dat het niet ging lukken. Ik heb nog wel het eerste van JEKA gehaald hè. Ook best leuk.”

2: Je liefde voor NAC zit diep, waar komt deze clubliefde vandaan en hoe zou je die omschrijven?

“Dennis Bergkamp zei het ooit mooi: ‘In de kern is clubliefde het gevoel dat je ergens thuishoort.’ Zo zie ik het ook een beetje. Ik ben geboren in Breda, kom al van kinds af aan bij NAC. Mijn vader en mijn opa hadden ook al een seizoenkaart, mijn zoon van dertien inmiddels ook. Al mijn vrienden gaan ook al jaren naar NAC. We zitten tegenwoordig bij elkaar in Vak B7, vaak met de kinderen erbij. Dat is wat de club voor mij betekent: het is een heel waardevol sociaal bindmiddel. NAC hoort gewoon een beetje bij het leven, en het mooie is dat dat voor vele duizenden Bredanaars geldt. Er is in Nederland bijna geen club die zo alom geliefd is in een stad, dwars door alle bevolkingslagen heen, van de Gampel tot Ulvenhout. Dat vind ik mooi.”

3: Wat is jouw meest memorabele doelpunt ooit?

“Dat is best lastig kiezen, want ik heb er drie. De solo van Wanny van Gils met NAC tegen Eindhoven in 1989. De volley van Marco van Basten tegen de Sovjet-Unie in 1988. En de dribbel van Diego Maradona tegen Engeland in 1986. Het zal geen toeval zijn dat die doelpunten alle drie dateren uit mijn kinderjaren, van mijn achtste tot mijn elfde ongeveer. Dan sla je vaak je dierbaarste herinneringen op, zeggen ze.”

4: Afgelopen jaar heb je het boek ‘Op zoek naar Maradona’ geschreven. Waar komt die liefde voor Maradona vandaan?

“Maradona heb ik altijd de meest fascinerende voetballer ter wereld gevonden. Omdat hij ongelooflijk goed was natuurlijk, maar ook om zijn duistere randjes, zijn ondergang, en om de totale gekte die hij overal ter wereld losmaakte. Er bestaat in mijn ogen geen betere voetballer om een boek over te schrijven: Maradona was een genie, een gek, een God, een rebel en een soort van levende magneet voor foute types. Ik had de plannen voor het boek al heel lang en had sommige stukken al geschreven. Toen hij eind 2020 overleed, realiseerde ik me dat ik niet meer kon wachten om het boek eindelijk af te maken. Een enorme klus, maar ik kijk er met heel veel plezier op terug.”

5: Voor de nieuwe serie ‘Ontdek de eredivisie’ trok je het halve land door op zoek naar de mooiste voetbalplekken van Nederland. Wat is jouw ultieme voetbalstad en waarom?

“In de wereld bedoel je? Londen is al heel lang mijn grote favoriet, maar Buenos Aires slaat echt alles. Daar is het voetbal zó diepgeworteld, dat je er bijna overal over struikelt. Iedere buurt heeft zijn eigen club en zijn eigen stadion. In ieder café of restaurant hangen voetbalsouvenirs, niet zelden met een verwijzing naar Maradona. Argentijnen ervaren voetbal als iets semi-religieus, het is daar echt een onmisbaar onderdeel van de cultuur. Met mijn beste vrienden zijn we er twee keer geweest, onvergetelijke reizen. Voor de ESPN-serie ‘Ontdek de eredivisie’ zijn we uiteraard in Nederland gebleven, ook dat was erg leuk om te doen. Ook hier vind je verrassend veel toffe plekken – en dan blijft Breda toch favoriet natuurlijk. Cafetaria Schraven, de Bommel, de Beatrixstraat, het NAC Museum: allemaal prachtig.”

6: Ik hoorde in de wandelgangen dat jij een grote collectie voetbalshirtjes hebt! Wat is je mooiste vondst en wat zou je nog dolgraag aan je collectie willen toevoegen?

“Mijn collectie is best wel overzichtelijk: ik verzamel oude NAC-shirts uit de jaren ’70, ’80 en ’90. En Italiaanse shirts uit de jaren ‘80, de meesten van Napoli en Maradona. Het NAC-shirt uit 1979, met het grote oude logo op de buik, is wat mij betreft het mooist. Van Maradona heb ik hetzelfde regenjack als hij droeg bij die beroemde warming-up op het nummer ‘Life is live’. Die jasjes zijn heel zeldzaam. Als ik nu nog één shirt zou mogen kiezen? Dan het blauwe shirt dat NAC droeg in de bekerfinale van 1973. Daar zou ik een moord voor doen.”

7: Er is natuurlijk van alles naar buiten gekomen de laatste tijd in de media over machtsmisbruik. Is dit iets wat je ook in de voetbalwereld terugziet? En heb je een concreet voorbeeld?

“Dat zou je eigenlijk aan iemand als Hélène Hendriks moeten vragen. Zij houdt zich als vrouw heel knap staande in een typische mannenwereld. Er zijn in het voetbal allerlei misstanden, maar machtsposities van mannen tegenover vrouwen zijn vrij zeldzaam denk ik. Ik heb professioneel gezien voor zeker negentig procent met uitsluitend mannen te maken, wat dat betreft is het niet te vergelijken met de entertainmentwereld. Over voetballers bestaan wel allerlei wilde verhalen natuurlijk, maar dat speelt zich over het algemeen ver buiten het stadion af. Dat is echt iets voor de privé- en roddelrubrieken. Ik ben eerlijk gezegd blij dat ik me daar niet in hoef te verdiepen.”

8: Waar ben je in de afgelopen vijf jaren het meest trots op wat je hebt bereikt?

“Poeh, daar vraag je me wat. Trots is een groot woord, maar ik ben wel ongelooflijk blij dat ik heel veel dingen kan doen die ik écht leuk vind. Columns en een boek schrijven, televisie-series maken, veel reizen: ik kan me geen leukere baan voorstellen. Met één kanttekening. Ik heb van mijn hobby – voetbal – weliswaar mijn beroep gemaakt, je raakt als het ware ook een stukje van je hobby kwijt. De voetbalwereld is ook een knullig, best wel ontnuchterend wereldje. Er lopen ongelooflijk veel koekenbakkers in rond, clubs worden vaak dramatisch geleid, het grote geld trekt heel veel foute types aan. Dat haalt de magie die ik als kind voelde voor voetbal, soms wel weg. Van de andere kant: ik kom nog steeds iedere week dolgraag in het stadion. Dat verdwijnt nooit meer.”

9: Als je alles zou mogen kiezen, wat staat er nog op je lijstje wat je graag zou willen doen?

“Ik zou nog wel een aantal reisdocumentaires over voetbal willen maken. Of dat dit jaar al gaat lukken, weet ik alleen niet. Oh ja, en we gaan komende zomer weer voor een Bier & Ballen-festival in Breda, onze semi-literaire voetbalshow die we drie of vier keer per jaar in De Bommel organiseren. Nu gaan we weer voor een grote buiten-editie, met heel veel gasten uit de voetbal- en mediawereld, live-muziek, film en meer van dat. Hopelijk kan het doorgaan, want daar heb ik misschien nog wel het meeste zin in.”

En nu we toch bezig zijn kan ik het niet laten: na jarenlang in Rotterdam gewoond te hebben, toch weer naar Breda verhuisd..waarom?

“Dat is een beetje een obligaat verhaal, maar ach: de kinderen werden wat groter, mijn vriendin en ik stuitten op een geweldig huis in Breda, en opeens was ik weer terug in mijn geboortestad. In eerste instantie moest ik wel wennen aan het idee, ik ben gek op grote steden, was ook enigszins bang voor het belegen gevoel van een ‘eindstation’. Maar het voelde eigenlijk meteen goed. Rotterdam is fantastisch, vol contrasten, dynamisch, altijd in beweging. Maar in Breda geniet ik enorm van het comfort, van het dorpse gevoel in de stad, de compacte overzichtelijkheid. Alles gebeurt hier in één tempootje lager, maar dat maakt het ook heerlijk om hier te wonen. Ik houd ook van de mentaliteit van de mensen, precies tussen Vlaanderen en de Randstad in. Bourgondisch én zelfbewust. Breda is echt een stad van levensgenieters, maar zonder dat zeurderig verongelijkte dat je in de rest van Brabant vaak aantreft. Bredanaars zijn trots. Ze denken oprecht dat Breda het epicentrum van de wereld is, de mooiste stad op aarde. Prachtig vind ik dat. En het grappige is: zodra je zelf weer in Breda bent, ga je het nog geloven ook.”

Klik op NAC voor het laatste artikel van de club.
Klik op Breda Business & Lifestyle voor het gehele magazine.