In gesprek met Angelo Ernst van TSC

0
355

Angelo Ernst (35) heeft een duidelijke droom: trainer worden van TSC 1. Hij is aardig op weg, begon in de F-jeugd en staat nu met de JO19-1 in de Derde Divisie. Ernsts voordeel is zijn verleden als voetballer op hoog én laag niveau.

Angelo Ernst begon bij TSC, maar werd op zijn elfde weggeplukt door NAC. Daar speelde hij zeven jaar lang. “De laatste jaren van zo’n jeugdopleiding zijn heel lastig. Daar komen is al moeilijk, maar er blijven misschien nog wel moeilijker. In de A-jeugd, tegenwoordig JO19, stroomden jongens in die bijvoorbeeld afgevallen waren bij Feyenoord. Dat zijn dan je concurrenten.” Hij heeft veel geleerd van die tijd. “Ik was in Oosterhout een goede voetballer, maar stond bij NAC opeens tegenover Wesley Sneijder, Robin van Persie, John Heitinga en Nigel de Jong. Dan zie je het verschil wel, daar viel niet tegenop te boksen.”

Van Seeters
Ernst speelde vervolgens nog in de hoofdklasse zondag, in België, om uiteindelijk terug te keren bij TSC. “Op mijn 31ste moest ik stoppen vanwege een enkelblessure. Dat was aan de ene kant ontzettend balen, maar ik vond het trainersvak ook heel interessant.” Hij leerde veel van zijn verschillende trainers. “Van de slechtsten misschien wel het meest. Die kunnen er op tactisch gebied niet veel van, maar weten je bijvoorbeeld te motiveren om voor elkaar door het vuur te gaan.” Over zijn favoriet hoeft hij niet lang na te denken. “Ad van Seeters. Ik heb hem in mijn laatste seizoen bij TSC gehad en zei toen ook: ‘Wat vind ik het jammer dat ik jou in mijn beginjaren nooit als trainer heb gehad.’ Ik heb heel veel van hem geleerd.”

Een jaar of tien geleden begon hij al met het trainen van de jongste jeugd van TSC. “Ik merkte dat ik er voldoening uithaalde als ik iets over kon brengen op die jongens.” Hij groeide, is nu trainer van de JO19-1. “Trainen is uren maken, je moet het leren. Ik heb nu een heel leuk team. Het zijn jongens die én goed kunnen voetballen én die je kunt uitdagen. Ik kan ze zelf na laten denken over tactische zaken.”

UEFA B
Hij windt geen doekjes om zijn einddoel. “Ik wil zo snel mogelijk hoofdtrainer van TSC worden. Dat kan nu nog niet, want ik moet mijn UEFA B nog halen. Door corona kan ik op z’n vroegst in september 2021 starten met die opleiding. Daar baal ik wel echt van, ik heb dat papiertje nodig. Als TSC 1 niet lukt, is de jeugd van een bvo nog een alternatief. Alleen is dat lastig te combineren met mijn werk, die elftallen trainen vaak in de middag.”

Hij is geen trainer die puur op het resultaat speelt. “Ik vind de speelstijl belangrijker, wil alle neuzen dezelfde kant op laten staan. Als ik de trainer van een tegenstander na 20 minuten tegen zijn assistent hoor zeggen ‘dit is een leuk ploegje’, dan maakt me dat trots.”